Zelfs de rivier stottert

De wat mysterieus aandoende voorflap van het zorgvuldig vormgegeven prentenboek Ik praat als een rivier toont een jongen in een bruisende rivier; een even eenvoudig als verstild beeld dat meteen hoge verwachtingen schept voor het verdere verhaalverloop.

De naamloze protagonist ontwaakt ’s ochtends met ‘overal om me heen de geluiden van woorden’ al moet hij meteen, haast in mineur, toevoegen: ‘En ik kan ze niet allemaal zeggen’. Vooralsnog houdt de auteur de ware toedracht van de problematiek in het midden, al zal de oplettende (voor)lezer de subtiele aanwijzingen wel begrijpen. Slechts mondjesmaat onthult Jordan Scott dat zijn prentenboekendebuut over stotteren gaat, wat voor hem – vanuit een persoonlijke betrokkenheid – ‘afgrijselijk prachtig’ is.

Heel wat alledaagse scènes overtuigen en laten precies omwille van hun eenvoud een grote indruk na. We volgen het jongetje op een doordeweekse dag, van ontbijt tot het klaslokaal waar hij zich schuilhoudt om maar niet te hoeven spreken. Sydney Smith zorgt voor een visueel knap equivalent; doorgaans wordt het gezicht van de protagonist een wazige vlek, letterlijk zonder sprekende gelaatsuitdrukking, wat voor een zekere afstand zorgt. Dat wordt nog versterkt door het jongetje vaak vanop zijn rug af te beelden. Omwille van het vlekkerige patroon van de waterverf en gouache lijkt het alsof de rivier de prenten deels heeft weggewist. Pas wanneer hij zelf met een verklaring, haast verontschuldiging, voor het stotteren komt, wordt zijn gezicht pontificaal over een dubbele bladzijde geplaatst. Ook de overtuigende parallel tussen de jongen en de rivier, via een keur aan onomatopeeën verbeeld, krijgt visueel sterkt gestalte; er ontstaat haast vanzelfsprekend een symbiose tussen de jongen en de rivier. De vele natuurbeelden uit de Canadese wildernis gaan op hun beurt een geslaagde alliantie met de beeldende schriftuur aan: ‘Er zit een storm in mijn buik; mijn ogen lopen vol met regen.’

Blijkt de buitenwereld niet altijd even begripvol te reageren, zo vindt de jongen troost en geborgenheid bij zijn vader. Hij neemt z’n zoon op ‘een slechte praatdag’ mee naar diens lievelingsplekje, aan de rivier. Met slechts enkele goedgekozen woorden weet de vader verlichting te brengen: ‘Zie je hoe het water beweegt? Dat is hoe jij praat.’ Het vormt de goedgekozen aanleiding tot een louterende ervaring met verstrekkende gevolgen. Wars van pedagogische intenties ontstaat een eerlijk en oprecht portret over stotteren. Jordan Scott spreekt in het nawoord openlijk over de autobiografische insteek als concrete aanleiding tot het schrijven: ‘Mijn vader nam me mee naar de rivier zodat ik me minder alleen voelde. Toen hij naar de rivier wees gaf hij me beeld en taal om over iets te praten wat eng was, en iets van mij alleen.’ Het is dan ook bewonderenswaardig hoe de auteur op zijn beurt een even uitgepuurde als accurate taal vindt om dit beklijvende gesprek met zijn vader tot een beeldrijk, troostend en vooral authentiek verhaal te verwerken. Een keur aan alliteraties en assonanties versterkt de stilistische zeggingskracht en sluit naadloos bij de inhoudelijke rijkdom aan: ‘De m van maan bestrooit mijn lippen met magie waardoor ik alleen nog maar mompel.’

Een op meerdere vlakken rijk en divers prentenboek dat alles in zicht heeft om een klassieker te (kunnen) worden.

Jürgen Peeters

Jordan Scott & Sydney Smith – Ik praat als een rivier. Vertaald door Edward van de Vendel. Querido, Amsterdam. 48 blz. € 17.99.