Over exclaves en liniaalgrenzen

Atlassen intrigeren. Je kunt fantaseren over verre en afgelegen eilanden, herinneringen ophalen aan plekken waar je geweest bent, een rivierloop volgen tot de bron of je voorstellen hoe hoog bergketens zijn. En dan die lijntjes tussen de verschillende landen, door mensen bedachte afscheidingen, in het landschap vrijwel onzichtbaar, op kaarten altijd duidelijk weergegeven. In het zeer informatie en leesbare Grensstreken geeft Milo van Bokkum voor een aantal grenzen antwoord op de vraag waarom ze liggen waar ze liggen.

In zes hoofdstukken, die prachtig geïllustreerd zijn met oude en nieuwe kaarten, laat hij een paar soorten grenzen de revue passeren. Die van exclaves (gebieden die niet vast zitten aan de rest van het land; enclaves zijn gebieden die volledig omringd zijn door één ander land), de loodrechte liniaalgrenzen, de soms wat vreemde grenzen van Nederland, grenzen van eilanden, natuurlijke grenzen (bergen en rivieren) en gebieden die bij twee landen horen.

Terecht merkt hij in de inleiding op dat grenzen er vooral zijn om de ander buiten de deur te houden. ‘De Ander verschijnt als een eeuwige dreiging in de vorm van andere staten, buitenlandse groepen, geïmporteerde goederen en buitenlandse ideeën.’

Soms lijken grenzen het resultaat van willekeur of zijn ze uiterst onhandig en daarmee een curiositeit, zoals de stukjes België in Nederland bij Baarle-Hertog en Baarle-Nassau. Na de Tweede Wereldoorlog werden kleine gebieden aan Nederland toebedeeld als een soort genoegdoening voor het oorlogsleed. Zo werd Elten, nabij Millingen aan de Rijn, in 1949 Nederlands. Het was direct een toeristische trekpleister. Toch ontstond er twijfel over de annexatie en in 1963 zou het gebied weer Duits worden (de inwoners voelden zich al die tijd ook meer bij Duitsland horen). Van die overdacht werd volop geprofiteerd:

In de dagen voorafgaand aan 31 juli 1963 – de laatste ‘Nederlandse’ dag van Elten – stopten handelaren het dorp vol met boter en koffie, producten die in Duitsland stukken duurder waren. (…) Voor tientallen miljoenen  guldens aan levens- en genotmiddelen, die daar waren opgestapeld, werden in enkele seconden zonder invoerrechten de grens overgebracht. Juister gezegd: de grens werd over de goederen heen gebracht.

Verder passeren nog enkele interessante grenskwesties tussen Nederland en een van de buurlanden. Zo was er ten zuiden van Maastricht een schiereilandje in de Maas van België, maar dat was alleen te bereiken via Nederland. En de Nieuwstraat in Kerkrade: ‘wie niet weet dat zijn tegenliggers in een ander land rijden, zal het niet snel opmerken.’ Aan de hand van deze voorbeelden laat Milo van Bokkum zien dat grenzen ook heel onlogisch kunnen zijn.

En dat is natuurlijk niet alleen in Nederland zo. Namibië heeft een langwerpig stuk land, de Caprivistrook, dat met loodrechte grenzen tussen Angola en Botswana ligt. Het is enkele tientallen kilometers breed en meer dan vierhonderd kilometer lang. De Duitse kolonisator wilde indertijd op die manier toegang hebben tot de rivier de Zambezi. Afrika kent opvallend veel liniaalgrenzen, maar ook tussen Canada en de Verenigde Staten loopt zo’n grens, de langste ter wereld. En langs die lijn zijn twee kleine gebieden van de VS door watergrenzen alleen te bereiken via Canada. Dat hoeft geen probleem te zijn, behalve wanneer beide landen de grenzen sluiten door een wereldwijde pandemie en je dus ineens je exclave niet meer uit kunt.

San Marino is een van de ministaatjes in Europa. Bovenop een berg heeft het zijn autonomie behouden, wat ook weer bleek door de afwijkende coronamaatregelen ten opzichte van Italië. Maar ook Griekenland heeft een autonoom gebied, het schiereiland bestaande uit de berg Athos. Er staan twintig oude kloosters waar monniken uit oosters-orthodoxe landen zich terugtrekken om hun leven te wijden aan God. Zij bepalen wie er binnen mag komen, zelfs nadat Griekenland toetrad tot de EU.

Aangezien dat concreet inhoudt dat vrouwen (en zelfs vrouwelijke dieren) het schiereiland niet mogen betreden, en vrij verkeer juist één van de grondbeginselen van de EU is, leidt dat af en toe tot kritische opiniestukken – maar niet tot verandering.

En dan zijn er nog een paar gebieden waar twee landen de baas spelen. Fazanteneiland, tussen Spanje en Frankrijk en Apach-eiland, het zogenaamde Moezel-condominium, op de grens van Frankrijk en Duitsland. Net als Moresnet, ooit gelegen tussen België en Duitsland, overblijfselen van voorbije grensconflicten.

In het nawoord mijmert de auteur dat grenzen vaak toeval zijn en dat ‘de wereld misschien niet zo geschikt is voor binaire afbakeningen.’ Een mooie gedachte in een tijd waarin we ons steeds meer terugtrekken op ons eigen terrein en grenzen in sommige gevallen zelfs tot geforceerde bouwwerken in het landschap leiden. Een boeiend boek dat je dus niet alleen laat wegdromen, maar je ook laat nadenken over de functie en het nut van grenzen.

Arjen van Meijgaard

Milo van Bokkum – Grensstreken. Van Oorschot, Amsterdam. 224 blz. € 25,-.