Lijden aan hevige DDR-nostalgie

‘Soms vind je een vader tussen een zak bouwafval.’ Een ongewone gebeurtenis, namelijk een totaal onverwachte storting van een hoop oude bakstenen op je stoep is het begin van de tweede roman van Femke Vindevogel die dan ook Baksteen heet. De stoep behoort Iggy toe, een dertigjarige vrouw die als suppoost in het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst in Gent werkt. Kind van een aan drank en hevige DDR-nostalgie lijdende vader en een radeloze, slovende, wegkijkende moeder. Ze is ook de met haar gevoelens worstelende ex-vriendin van kunststudente Luka, die minder ex blijkt te zijn dan ze lang dacht, en eigenares van het onooglijke hondje Kuro, dat haar overal vergezelt.

Zo’n mal uitgangspunt daar kun je wat mee en wat volgt is dan ook veelkleurig, bij vlagen tragisch, maar evenzeer kolderiek, vaak surrealistisch als een goed stripverhaal, zoals bewoners van de noordelijke Nederlanden dat graag zien in literair werk van Vlamingen. Even gemakkelijk denk je in een script van Wes Anderson verzeild geraakt te zijn, zo dik aangezet zijn soms de hoofdpersonages, figuranten en rekwisieten. En zo literatuurderig klinkt soms Vindevogels taal, maar je kunt het evengoed lekker bloemrijk Vlaams noemen. Feit blijft dat ze geregeld mooi gevonden formuleringen gebruikt en soms ware, voor dit boek relevante, vondsten in petto heeft.

Pauwen hebben een overvloed aan ogen op hun veren. Als een pauw naar je kijkt, kijkt die meteen met velen. Het is de Stasi op zich.

Net als in haar veelgeprezen debuutroman Confituurwijk, gesitueerd in zo’n overal voorkomende achterstandswijk met rancuneuze en onverbeterlijke types, gaat het in Baksteen om mensen die de wind zelden mee hebben. Iggy en haar jongere zus Pinkeltje, beiden vernoemd naar helden van hun psychotische vader, hebben een vreselijke jeugd met psychisch en fysiek geweld, waarbij vooral de rare bewondering van de vader voor het vroegere DDR-bewind in het oog springt. Zijn kinderen kunnen in zijn ogen dan ook geen betere opvoeding krijgen dan die de DDR-jeugd eens genoot. ‘Seid bereit?’ ‘Immer bereit!’.

Maar al die discipline en onderdanigheid neemt niet weg dat de zussen en hun moeder snakken naar vrijheid. Iggy zoekt deze onder meer in de literatuur van Roald Dahl, maar het duurt nog lang voor de ijzeren greep van de altijd dorstige vader verslapt. In flashbacks wordt duidelijk hoe gestoord de vervuilde, oud geworden hippie is en wat hij allemaal aanricht. Dat Vindevogel de personages en gebeurtenissen een absurdistische laag meegeeft voorkomt echter effectief dat deze roman te zwaar wordt. Er valt zowaar te lachen om armoede, mishandeling en eenzaamheid, al vergeet je geen moment de ernst van de situatie.

Toen Luka vanmorgen naar haar atelier vertrok, zei ze dat we eens moesten praten. Bij het horen van die woorden sloeg de tegenzin me om het hart en wilde ik me als een washandje in een dekbedsloop frommelen. Als mensen zeggen dat ze eens willen praten is het nooit om te zeggen dat ze van je houden.

Baksteen geeft daarnaast een aardig tijdsbeeld, compleet met handenvol merknamen. De hoofdlijn van de roman blijft echter nogal aan de oppervlakte en ontwikkelt zich ook niet tot een verrassende ontknoping. Dat de vader gedurende zijn tijd in een kliniek een grote wandschildering maakte, die dus later als hoop bouwafval op Iggy’s stoep belandt, waarna zij die als een rebus wenst te ontraadselen, is niet veel meer dan het is.

Natuurlijk vormen bakstenen een muur, ook de Muur die het DDR-bewind ooit noodzakelijk vond, maar zo’n metafoor kun je toch moeilijk een vondst noemen. Zelfs niet als je hem doortrekt naar de ‘versteende’ opvattingen van de verloederde vader, die de wereld niet aankon en dus maar een denkbeeldige muur rond zijn gezin optrok. Baksteen is daarmee vooral een wonderlijke, maar vlot lezende mix van ernst en kolder, kleine gebeurtenissen en flashbacks over wat een zwaar leven met een mens kan doen en ook weer met de kinderen van zo’n getroebleerde ziel.

André Keikes

Femke Vindevogel – Baksteen. Van Oorschot, Amsterdam. 214 blz. € 21.