Een pleidooi voor dubbelzinnigheid

In 2018 publiceerde schilder en dichter Jan Vanriet een vuistdik boek memoires: Radeloos geluk. Daarin vertelde hij een keur aan anekdotes uit zijn rijk gevulde carrière in de kunst en de literatuur, maar hij gaf ook kritisch commentaar bij de ontwikkelingen in de wereld. Dat doet hij met de roman Rovers nog eens over, maar dan in gefictionaliseerde vorm.

In deze autobiografische roman – wie Vanriets herinneringen las, herkent bepaalde elementen en personages – komt de gerespecteerde beeldend kunstenaar Louis Zoethout zwaar onder vuur te liggen naar aanleiding van een geactualiseerde versie die hij maakte van Nicolas Poussins De roof van de Sabijnse maagden. Een feministische critica ziet daarin de verheerlijking van seksueel geweld tegen vrouwen en beschouwt het doek als een typisch mannelijk en verwerpelijk fantasma. Zoethout voelt dat aan als niets minder dan een poging om hem, oude witte heteroman, te beroven zijn reputatie en te cancelen. Het leidt tot bitterheid en een vlucht naar het buitenland, waar hij onderdak vindt bij een ooit communistisch geïnspireerd acteur die ondertussen een bourgeois zakenman geworden is. Die confronterende vaststelling zorgt dan weer voor allerlei cynische overpeinzingen over engagement, de rol van kunst in de samenleving en de eigen positie als links geïnspireerd intellectueel. Niettemin zal Zoethout zich herpakken en met behulp van een nieuw, ironisch opgezet schilderij kanttekeningen trachten te maken bij zijn eigen situatie en die van de neoliberale maatschappij.

Dat verhaal dat de roman schraagt, lijkt echter slechts een aanleiding om verschillende kwesties die Vanriet ook al ergerden in Radeloos geluk nogmaals tegen het licht te houden. In korte hoofdstukjes komen onder andere voorbij: de kunst als koopwaar, de illusies van de jaren zestig die ondertussen genadeloos doorgeprikt werden, de nefaste Belgische politiek in de jaren 1980, het hedendaagse identitaire debat, de werking van de media en nog zo wat dingen waarover Zoethout zich opwindt. Met zijn vrouw Nora als klankbord fulmineert hij duchtig tegen wat hij als uitwassen beschouwt. En hoewel de twijfel toeslaat, blijkt hij uiteindelijk niet van zijn stuk te brengen. Hij weigert zich te laten beroven van zijn vrijheid van spreken en gaat op zijn elan door. Dat blijkt uit de keuze voor ironie als wapen, een typisch postmodern stijlmiddel dat vandaag de dag omwille van de inherente ambiguïteit die eraan kleeft gewantrouwd wordt. Die weigering om zichzelf ter discussie te stellen blijkt ook uit de constructie van de roman. Die wemelt van erudiete intertekstuele verwijzingen en het ironisch commentaar (allebei typisch voor de literatuur van een vorige generatie). Maar vooral de keuze voor het genre van de autobiografische roman, waarin feit en fictie vermengd worden, maakt dat het moeilijk uit te maken is in hoeverre de auteur de meningen van zijn hoofdpersonage deelt. Die dubbelzinnigheid eist Vanriet op als waardevol kenmerk van literatuur en kunst.

Daarmee is Rovers een maatschappijkritische roman. Geïnspireerd door heel wat discussies van de afgelopen jaren, kiest hij voor een standpunt dat duidelijk niet woke is – een eerder zeldzame positie in literaire kringen. Daarnaast heeft het boek ook iets van een sleutelroman. Het bevat tedere hommages aan bevriende schrijvers. Herkenbaar zijn bijvoorbeeld Hugo Claus, Leonard Nolens en Eddy van Vliet, maar ook Michel Oukhow. Van elk van hen krijgt de lezer vaak grappige uitspraken of wetenswaardigheden voorgeschoteld. Maar ook over het bijzondere verhaal van zijn ouders is Vanriet duidelijk nog niet uitverteld, want ook zij duiken opnieuw op in Rovers. Soms is niet helemaal duidelijk wat die kleine zijsporen te maken hebben met het hoofdverhaal, maar vermakelijk zijn ze in elk geval.

De een zal Rovers gerechtvaardigde kritiek noemen op te ver doorgeslagen linkse identiteitspolitiek; een ander vindt het vast gewoon kleinzerig gezeur waaruit blijkt dat het hoofdpersonage niets begrepen heeft van de inzet van de contemporaine strijd die gestreden wordt door wie minder geprivilegieerd is dan een gearriveerde kunstenaar…

Carl De Strycker

Jan Vanriet – Rovers. Borgerhoff & Lamberigts, Gent. 344 blz. € 24,99.