Het brein is een cicade

Om de werkelijkheid te kunnen interpreteren en er zo greep op te krijgen, is het brein gericht op het ontdekken van patronen in de veelheid van zintuiglijke indrukken die het opslaat en verwerkt. Het woord ‘ontdekken’ in de vorige zin suggereert dat die patronen werkelijk bestaan, maar zo zeker is dat niet. Het brein ziet zo graag patronen dat het verbanden schept: de werkelijkheid interpreteren is (ook) een scheppend proces. Roman- en verhalenschrijvers zijn zich daar vanzelfsprekend goed van bewust, hun narratieve constructies bestaan in essentie immers uit verbanden die zij leggen tussen gebeurtenissen en de wijze waarop personages die interpreteren en naar hun interpretaties handelen.

In de omvangrijke, bijzondere roman Een systeem zo magnifiek dat het verblindt, van de Zweedse auteur Amanda Svensson, draait het om de vragen of de patronen die de personages menen te zien illusies zijn en, als ze ernaar gaan handelen, ze de werkelijkheid zo beïnvloeden dat ze die patronen zelf in het leven roepen.

De drie hoofdpersonen, Sebastian, Clara en Mathilde, late twintigers, zijn een Zweedse, twee-eiige drieling. Die eenmaal volwassen ver uit elkaar gedreven zijn en nauwelijks nog contact met elkaar hebben. Sebastian werkt in Londen, waar hij neurologisch onderzoek doet, de zweverige, mentaal wankele Mathilde is neergestreken in Berlijn en Clara is als freelancejournaliste naar Paaseiland gegaan om een groep eindtijdgelovigen te interviewen. Mathilde is een synestheet: horen, zien en voelen gaan gepaard met sterke gewaarwordingen van kleur. Clara’s lijdt aan fobische angstaanvallen. Sebastian gaat geestelijk al jaren gebukt onder het verlies van een jeugdliefde, die aan anorexia leed en zelfmoord heeft gepleegd.

Sebastian is verbonden aan een schimmig onderzoeksinstituut. Tot zijn dagelijkse taken behoren het verzorgen van een aap, die geleerd heeft eenvoudige morele oordelen te vellen, en het rapporteren over ondervragingen en hersenscans van mensen die zich bij het instituut hebben gemeld met merkwaardige mentale klachten. Zo onderzoekt hij een vrouw, die de wereld plotseling in slechts twee dimensies waarneemt ziet en dus geen diepte ziet, met alle gevolgen van dien: tegen dingen aanlopen en volkomen mistasten als ze iets wil pakken.

Wat het instituut beoogt met zulk onderzoek is zo geheim dat ook de medewerkers in het ongewisse moeten blijven. Iedereen speculeert, maar een collega van Sebastian, Travis, die iets doet met cicaden en wier brein ogenschijnlijk emotieloos louter wiskundige bewerkingen uitvoert, meent het raadsel te kunnen oplossen. Zeker als ze de hersenscans van de vrouw met tweedimensionaal zicht onder ogen krijgt: aha, kijk naar de vorm van haar brein, precies een volgroeide cicade met gespreide vleugels! Aan de hand van Travis begeeft deze roman zich naar surrealistische terreinen en naar raadselachtige complottheorieën, wat terecht impliceert dat het onkruid van complotdenken alleen op surrealistische bodem wortel kan schieten.

De moeder van de drieling, die zich er zorgen over maakt dat de drie noch onderling, noch met haar regelmatig contact willen hebben, zet de boel op scherp met een halve, onthutsende mededeling, hopend dat het ontbreken van de andere helft vragen oproept die alles in beweging zullen zetten en de familie weer bij elkaar zullen brengen. Vanaf dat moment krijgt alles met alles te maken. En als dat zo is, dan moeten er ook oorzakelijke verbanden zijn en achter die oorzaken redenen. Want het lijkt hier te gaan om patronen die niet alleen het waardoor kunnen verklaren, maar ook het waarom. Kortom en gezien vanuit Travis’ perspectief: het moet gaan om een willens en wetens geschapen, alomvattend systeem. Dat klinkt allemaal zwaarwichtig, maar dat is niet wat deze roman kenmerkt. Weliswaar graaft Svensson soms diep en kent het verhaal talloze vertakkingen en verwikkelingen, met een zeer complexe roman als resultaat, maar de toon wordt bepaald door licht-ironische humor.

Een systeem zo magnifiek dat het verblindt lezen, stimuleert tot nadenken, met name over de relatie tussen patronen in je hoofd en de werkelijkheid. Deze fascinerende roman zet ook aan tot herlezing, al was het maar om, met het notitieblok erbij, na te gaan of elke vertakking van het verhaal met de boom verbonden is gebleven, of is afgewaaid en vergeten ergens ligt te verdorren. Ook lezers willen immers patronen zien en geen contingenties overhouden. Een twee-eiige drieling, hoe zit dat? Dat is een drieling die bestaat uit een eeneiige tweeling en een uiteraard eeneiige eenling.

Hans van der Heijde

Amanda Svensson – Een systeem zo magnifiek dat het verblindt. Vertaald door Kim Liebrand. Wereldbibliotheek, Amsterdam. 512 blz. € 24,99.