Wat waren de plinten toen hoog

Hoe belangrijk het is de tijd te nemen en aandachtig te kijken is een al vaak verteld verhaal. Hans Muiderman laat in zijn charmante novelle De lunchroom een volwassen man nadenken over een plek op de vloer van de bovenetage in zijn ouderlijk huis, waar hij als jonge jongen graag sliep. Dus niet in zijn bed op zijn eigen slaapkamer, maar op de grond vlak bij de kamer van zijn grootvader. De nog tastbare aanwezigheid van dat verleden in de vorm van ribbels in de trapspijlen, het oud geworden oranje vinyl, de muurplinten (‘Wat waren die hoog toen’) en het plafond met het grote vierkante raam, frappeert hem.

De volwassen geworden jongen, Freek, zit nu in een ook nauwelijks veranderde lunchroom met een aantekeningenboekje en een pen op tafel voor zich uit te staren. Hij is er een bekende, sinds hij er elke week een uurtje komt mijmeren en schrijven. Een vrouw, die hij niet (meer) herkent, groet hem bij het naar binnen gaan.

Tijd en het stilletjes verglijden, hebben Freek van jongs af aan al geboeid. Dat weet hij van zijn grootvader, Frederic, die het heel opmerkelijk vond voor zo’n jongen. Nu maakt de oudere Freek het allemaal zelf mee. Wie was de vrouw die hem groette, welke rol speelde grootvader in zijn leven, waarom hangt er al decennia een ladder in het oude huis? En steeds opnieuw herinnert hij zich de schoenzolen van de in het huis ‘omgevallen’ opa. Het einde van een tijdperk.

Muiderman, die zichzelf omschrijft als ‘herinneringen-onderzoeker’, die er van overtuigd is dat gedachten aan vroeger altijd vals en vervormd zijn, schemert wat door het hoofdpersonage heen. Wie weet geldt dat ook voor het huis waarin hij is opgegroeid; zo’n begin twintigste-eeuwse kast met koperen trekbel, talloze gekke hoekjes, hoge stucplafonds en lange, schemerige gangen. Terugdenkend, met een kop koffie en een croissant op tafel, schieten de man steeds meer details van destijds door het hoofd. Met name over zijn grootvader, die welhaast een karikatuur wordt van de joviale, wijze, maar open minded oude man met een enorm zwak voor zijn kleinzoon, zoals je die ook wel in reclames voor rookworst ziet.

En toen ik op mijn gebakje wilde aanvallen, zei hij: ‘Wacht even, kijk eens hoe mooi ze zijn, die krans van slagroom, breed aan de onderkant, iets smaller van boven en rondom, als een gebronsde huid, de kandijsuiker. Vind je ze niet prachtig? Het beeld bepaalt de smaak.’ Zoiets zei hij. Ik mocht mijn schoteltje aflikken.

Toch weet Muiderman te voorkomen dat opa al te zeer geïdealiseerd wordt. De man blijkt in het verleden niet vergeten te zijn door het noodlot en dat heeft hem op een wat buitenissige manier voor het leven getekend. Kleine Freek wist daar nauwelijks wat van, nog helemaal levend in de magische fase van zijn bestaan, de oudere Freek des te meer.

De gedateerde lunchroom speelt een rol als verbinding tussen het heftige verleden en het nuchtere nu. Dat grootvader soms tot wonderbaarlijke activiteiten in staat was, dat er in het huis bijzondere dingen plaatsgrepen, tja, zijn die herinneringen eigenlijk wel betrouwbaar, vraagt de oudere man zich af. Soms voeg je zo maar een flard uit een bekeken film toe aan je eigen vroegere bestaan, terwijl die beelden er uiteraard niets te zoeken hebben. Maar de nog steeds herkenbare elementen van het oude huis, dat spoedig ontruimd en verkocht zal worden, en een nagelaten boekje, Vrouwen van Parijs, zijn tastbare bewijzen dat er wel degelijks iets gebeurd moet zijn.

André Keikes

Hans Muiderman – De lunchroom. In de Knipscheer, Haarlem. 120 blz. € 16,50.