Minder dan Meer dan een broer

Reis zonder terugkeer is het nieuwe boek van David Diop, nadat hij voor Meer dan een een broer de International Booker Prize en tal van andere prijzen kreeg. Als lezer is het lastig om die boeken niet met elkaar te vergelijken, en te denken: wat was Meer dan een broer toch goed, vergelijkbaar met het beste van Kurt Vonnegut. Die vergelijking is wat oneerlijk en Reis zonder terugkeer heeft ook niet de onweerstaanbare aantrekkingskracht die Meer dan een broer wel had. Dat komt door een aantal vreemde keuzes in de compositie van Reis zonder terugkeer.

Ten eerste is het een verhaal in een verhaal, en dan soms ook daarin weer een verhaal, zonder dat de toegevoegde waarde daarvan duidelijk wordt. Het verhaal gaat over de botanicus Michel Adanson die in 1750 in Senegal op zoek gaat naar een vrouw die is verhandeld als tot slaaf gemaakte. De roman begint echter met zijn dood (wat een prachtige openingszin: ‘Michel Adanson keek hoe hij voor de ogen van zijn dochter stierf’ – onwillekeurig denk je aan De vreemdeling van Albert Camus) en het perspectief verschuift snel naar de dochter, Aglaé (het tweede hoofdstukje begint met ‘Aglaé keek hoe haar vader stierf.’). Dat is verwarrend, want als lezer dacht je iets over deze botanicus Michel Adanson te gaan lezen. Uiteindelijk vindt Aglaé cahiers van haar vader, een soort dagboeken, en kan ze zijn verhaal lezen en de lezer met haar. De functie van deze inbedding ligt misschien hooguit in het enigszins mysterieuze laatste hoofdstuk. Aglaé wordt soms snel en treffend geportretteerd:

Aglaé was minder gegriefd geweest door de spotternij van Jean-Baptiste dan door haar eigen opwelling van naïef vertrouwen waardoor ze was vergeten dat haar man niet haar vriend was. Maar alsof een deel van haar zich met alle geweld één met iemand wilde voelen, alsof ze deze omslag in haar leven per se indruk moest maken op de persoon met wie ze intiem was, had ze zich toch aan Jean-Baptiste gegeven. Omdat ze niet kon nalaten zijn medeplichtigheid te zoeken, had ze dus als toeschouwster gezien hoe ze al haar charmes aanwendde en een tederheid veinsde waartoe ze zich tegenover hem nooit in staat had geacht.
Zo was waarschijnlijk die avond, na terugkeer van haar eerste reis naar kasteel Balaine, haar tweede zoon, Anacharsis, verwekt, maar ook, op hetzelfde moment, het plan om van Jean-Baptiste te scheiden.

Een tweede reden wat dit boek wat minder sprankelend maakt komt voort uit de eerste reden. Doordat Aglaé een dagboek leest, bepaalt Michel Adanson het verhaal en de tijd en aandacht die sommige scènes krijgen. Zo zijn de meeste spannende gebeurtenissen voorbij voordat je er erg in hebt, maar zijn de gedachten van Adanson achteraf soms wel erg wijdlopig. Dat is het nadeel van een dagboek ten opzichte van een roman. In het dagboek heeft Adanson ook genoteerd wat anderen hem gezegd hebben. Deze vertellers (dus een verhaal in een verhaal in een verhaal) blijken soms onbetrouwbaar en dat heeft wel een spannend effect, omdat je deze vertellers als lezer net zo gelooft als Adanson.

Af en toe komt de Griekse mythologie om de hoek kijken, en dan vooral de mythe van Orpheus. Orpheus was een musicus, die zijn geliefde verloor en die vervolgens probeerde terug te halen uit de onderwereld. In deze roman maakt Orpheus een deal met Jupiter, bij mijn weten de oppergod uit de Romeinse mythologie. Dit is hinderlijk voor de lezer, die zich afvraagt: haalden Franse botanici vaker Griekse en Romeinse mythologie door elkaar? Is dit een foutje? Een vertaalfoutje? De vergelijking in Reis zonder terugkeer is dat Adanson de hand van Maram, de tot slaaf gemaakte vrouw die hij zocht, vasthoudt en ze de dood proberen te ontsnappen. De implicatie lijkt dan te zijn dat tot slaaf gemaakt worden hetzelfde is als sterven.

Dat lijkt in dit volle boek het voornaamste focuspunt: een aanklacht tegen slavernij. De persoonlijke voorgeschiedenis van Maram is echter ook zo tragisch dat het van die focus afleidt. De opbloeiende liefde van Adanson voor Maram is dat ook. Dat het boek gelezen kan worden als aanklacht, als persoonlijke geschiedenis, liefdesgeschiedenis, als poging het perspectief in te nemen van een Fransman in 1750 die het perspectief van een Senegalees in 1750 probeert te begrijpen, zorgt ervoor dat het boek wat gaat zwabberen en de lezer niet meer precies weet waar het boek over zou mogen gaan. Ook het volgende fragment draagt dat in zich. Het is een mooi beeld, en het zegt misschien ook iets over de huidige tijd, en de ebbenbomen zijn als symbool te lezen voor tot slaaf gemaakten, maar misschien is het ook te veelzeggend:

Toen ik een keer voor de diepzwarte panelen van een altaarstuk stond dacht ik, bevangen door een vlaag van animisme, dat als er voor elke omgehakte boom heidense gebeden van een Laobé-wijze nodig waren geweest, het grote ebbenbomenbos misschien nog niet uit Senegal verdwenen zou zijn. Geknield in het halfdonker van de kerk, omgeven door hun gelakte en gespijkerde stoffelijke resten, begon ik toen tot de ebbenbomen te bidden om de mensen die ze in stukken hadden gezaagd en gehakt en naar een ander land hadden vervoerd, heel ver van hun moeder Afrika, hun zonden te vergeven.

Erik-Jan Hummel

David Diop – Reis zonder terugkeer.  Vertaald door Martine Woudt. Cossee, Amsterdam. 256 blz. € 24,99.