Lekker verdwalen

De wilde natuur intrekken zonder kaarten of technologische hulpmiddelen en toch uitkomen op de plek die je je hebt voorgenomen. Het kan, beweert Franco Michieli in zijn boekje Hoe wegen wandelaars vinden, ‘over het plezier van verdwalen’. Maar waarom zou je het jezelf zo moeilijk maken? Ook daar heeft Michieli antwoorden op. Je ziet andere dingen, maar vooral heeft hij het over ongrijpbare zaken als het mysterie van de mens en zijn relatie tot de logica van het universum. ‘Om door te dringen tot het wezen van die oeroude mythes en om te zien of ze misschien licht kunnen werpen op vormen van religiositeit die dichter bij ons staan, is het niet genoeg er diep over na te denken.’

Michieli is niet meteen te benoemen als een aanhanger van het ietsisme, maar enige twijfel over de in onze dagen alomtegenwoordige rationaliteit van de schermpjesmaatschappij is hem niet vreemd. Wie zijn wij, nietige mensjes, dan wel dat we menen alles te kunnen verklaren. In die hoek moet je Michieli’s benadering zoeken. Dat geldt ook zijn levenslange preoccupatie met de wereld intrekken zonder voorzorgen en navigatieapparatuur. Pas dan kom je in de buurt van wat onze verre voorouders allemaal konden en wat wij verleerd zijn, denkt Michieli.

Het heeft beslist religieuze kantjes wat deze Italiaan denkt en doet, ook al is zijn activiteit heel aards, met beide benen op de grond. Het gaat er vooral om hoe hij er over filosofeert en schrijft. Zo haalt hij instemmend de Amerikaanse natuurschrijver Barry Lopez aan, die op zijn beurt de wijsheden van de inheems Noord-Amerikaanse schrijfster Elaine Jahner, een Lakota-vrouw, benoemt:

‘(…) soms overkomt het je heel kort iets vluchtigs te zien in het landschap, zo’n moment waarin lijnen, kleuren en bewegingen plotseling heel intens worden, waarin iets van heiligheid zich lijkt te openbaren. Zoiets doet de overtuiging groeien dat er, verbonden aan de fysieke, nog een andere werkelijkheid bestaat.’

Michieli beweegt zich, lopend of skiënd, solitair of met een menselijke compagnon of hond, door immense, ongerepte natuurgebieden, zoals de Alpen, de Pyreneeën, Noorwegen en IJsland, maar ook het Noordpoolgebied en de Andes. Onvergelijkbaar met wat wij natuur noemen in ons land en waar Van Oorschot de al even handzaam uitgevoerde Terloops-boekjes over uitgeeft. Soms loopt hij tegen een witte muur van sneeuw en mist aan, maar zijn geloof aan een innerlijk kompas brengt hem toch waar hij wenst uit te komen. Niet één keer, benadrukt hij, dus niet als gevolg van toeval, maar steeds opnieuw. Dat zette hem aan het denken, met uiteindelijk een bloeiende en lucratieve praktijk als opleider van lokale gidsen tot gevolg. Hij wijst daarbij, ook in lezingen en boeken, zijn volgers op wat zijn overtuiging is geworden:

Dat het voor onze ontwikkeling als mens zo gunstig is om te verdwalen of een ‘verkeerde’ weg in te slaan – ook al vindt niet iedereen dat even leuk – komt voort uit een algemeen bekend gegeven, namelijk dat de evolutie van het leven gebaseerd is op ontsporingen. De natuur zelf gebruikt het fenomeen vergissing om die schitterende variëteit aan levensvormen en de biodiversiteit te creëren.

Dat klinkt dat wel weer heel rationeel, maar uiteindelijk vallen toch steeds opnieuw woorden als spiritualiteit, verbinding, vertrouwen, geloven en uiteindelijk zelfs mysterie. Dat kan ook haast niet anders als je ongewapend met ‘mensenkennis’ de ontzagwekkende elementen trotseert en er telkens toch heelhuids uitkomt. Michieli haalt Immanuel Kant erbij, de vertegenwoordigers van de Romantiek, Franciscus van Assisi en Caspar David Friedrich, om toch maar even te onderstrepen dat hij niet alleen staat in zulke opvattingen. En dus niet van het padje is.

André Keikes

Franco Michieli – Hoe wegen wandelaars vinden. Vertaald door Philip Supèr. Wereldbibliotheek, Amsterdam. 112 blz. € 18,99.