Toen Kronos zijn jaloerse vader Ouranos (de hemel) met een sikkel had gecastreerd, smeet hij naar verluidt de godenlul en -kloten over de Griekse vlakten. Ze vielen hier niet ver vandaan in de Ionische Zee. Het verklaart de bronstige sfeer waarin we elkaar troffen voor de dis, de hete wind uit de Cycladen vermengend met giftige elixers en goedkope wijn. We bonden de strijd aan met duisternis en Nyx de nacht. We betaalden met Aether, het licht van de dag.