Literaire achtergrondmuziek bij het Verzameld werk

‘Ja, ik ben nog bezig’, vertelde Marnix Gijsen, 78 jaar oud, aan Het Vrije Volk [22 oktober 1977]. ‘Ik heb dit jaar vooral korte novellen geschreven, verhaaltjes van een bladzijde of tien.’ Aan te nemen valt dat enkele van deze werkjes op de korte baan terechtgekomen zijn in het boekje dat [in 1978] in een oplage van 350.000 exemplaren als Boekenweekgeschenk over de boekhandels in Nederland en Vlaanderen werd verspreid. Alleen van het titelverhaal, ‘Overkomst dringend gewenst’, staat vast dat het van ouder datum is (1973).

Het is ongebruikelijk, zelfs ongepast, om een gegeven paard in de bek te kijken, maar de eerlijkheid gebiedt mij op te merken dat de zeven verhalen die Gijsen in Overkomst dringend gewenst bundelde mij niet zijn meegevallen. De door de auteur zelf gebezigde term ‘korte novellen’ is al helemaal niet van toepassing en zelfs het met enige zelfspot uitgesproken ‘verhaaltjes’ lijkt nog te veel gezegd.

Hoe kort ze ook zijn, de verhalen slepen zich voort in een slaapverwekkend tempo en bereiken moeizaam een clou, die, omdat het onderwerp steeds nogal dun is en eigenlijk alleen maar dient als kapstok voor wat gejeremieer over uiteenlopende problemen, nooit verrassend is, nooit de wenkbrauwen doet fronsen, zelfs nooit de lezer laat denken: ja, zo is het, of: nee, hier heeft de schrijver het bij het verkeerde eind.

Deze recente verhaaltjes van Marnix Gijsen zijn een soort literaire achtergrondmuziek die het ene oor in en het andere weer uitgaat, gemaakt volgens een vaste formule. Zo wordt de winkelier die de aardbeien te duur verkoopt, gestraft met de dood van het hele gezin, zo verdrinken de matrozen die zich in een havenstadje overgeven aan het ‘universele, treurige plezier’ dat de plaatselijke hoertjes hun verschaffen.

De verfrissende ironie, die het vroegere werk van Gijsen kenmerkte, is volledig verdwenen en heeft plaatsgemaakt voor een vermoeidheid, die uit de ouderdom van de auteur zeer wel te verklaren is, maar waarmee naar mijn idee net iets te veel wordt gekoketteerd.

Hoeveel beter de eerdere romans en novellen van Gijsen zijn, laat zich gemakkelijk vaststellen nu de verschijning van het Boekenweekgeschenk Overkomst dringend gewenst min of meer samenviel met die van de eerste twee delen van het Verzameld Werk, dat in totaal zes delen zal omvatten, elk duizend vel dundruk, en, als de vertraging van deel 2 tenminste niet wijst op een tè optmistische planning van de uitgever, eind dit jaar voltooid zal zijn. Men kan zich afvragen wat het nut is van zo’n Verzameld Werk: vrijwel alle boeken van Gijsen zijn in paperbackeditie op de markt. Aan niet eerder in boekvorm gepubliceerd werk bevatten de delen 1 en 2 alleen ‘Drie Lydische portretten’. Pas de delen 5 en 6 zullen beschouwingen en kritieken over literatuur en kunst bevatten die nooit eerder werden werden gebundeld.

Het weer toegankelijk maken van verspreid werk van Marnix Gijsen kan dus nooit de belangrijkste doelstelling geweest zijn van de uitgevers van het Verzameld Werk, die zich overigens op voorbeeldige wijze van hun taak gekweten hebben: de boeken zijn zeer fraai gebonden en de grafische vormgeving is uitstekend; alleen jammer dat een enigszins gelige papiersoort is gebruikt.

In een lang voorwoord dat is afgedrukt in deel 1 leidt de redacteur van het Verzameld Werk, dr. Marc Galle, Marnix Gijsen bij de lezer in. Deze citeert onder meer uit enkele brieven die de jonge Gijsen in de jaren ’20 schreef: ‘Ik geloof dat literatuur heel dikwijls literaire hoogmoed is’, en: ‘Ik heb er nu beslist van afgezien me nog met literatuur in te laten.’

Deze citaten en de uitspraak van Gijsen in bovenaangehaald interview dat hij met een aantal schrijvers in correspondentie is (geweest) en ‘een zeer goed correspondent’ is, doen mij verlangend uitkijken naar de integrale uitgave van de brieven van Marnix Gijsen, die een waardevolle, misschien blijkt zelfs onmisbare, aanvulling kan zijn op het Verzameld Werk zoals dat nu aan het verschijnen is.

De uitgeverijen die dit prestige-object, met steun van het Belgische Ministerie voor Nederlandse Cultuur, in hun fonds hebben opgenomen, zouden daaraan de consequentie moeten verbinden om óók de brieven in boekvorm uit te geven.

Frank van Dijl

Marnix Gijsen – Verzameld Werk. Meulenhoff Nederland en Nijgh & Van Ditmar.
Marnix Gijsen – Overkomst dringend gewenst. CPNB.

Deze recensie werd eerder afgedrukt in Het Vrije Volk van 15 april 1978.

Marnix Gijsen (ps. van Jan-Albert, sinds 1975, baron Goris) (1899-1984).