Een wespenplaag als pandemie

Hoe schrijf je literatuur over de coronapandemie van de afgelopen jaren? Een flink aantal schrijvers heeft het al geprobeerd maar of dat echt al wezenlijke reflectie op de afgelopen jaren heeft opgeleverd, is de vraag. Wellicht is meer afstand nodig. Thomas van Aalten waagde het toch ook. Hij deed het met de nodige verbeelding die spectaculair uitpakt. Als je zijn nieuwe roman Voorstad dichtslaat, heb je het gevoel dat je in een achtbaan hebt gezeten. Wankelend op je benen loop je naar een bankje en beseft dan goed wat je mee hebt gemaakt: dit groteske verhaal is niet minder dan een lachspiegel van de overspannen samenleving ten tijde van de coronapandemie.

We maken kennis met Selma en Arthur, een wat uitgeblust echtpaar met een achttienjarige dochter die net haar eindexamen heeft gehaald. Selma werkt als docent Franse letterkunde aan de universiteit en Arthur is planoloog bij de gemeente van een grote Nederlandse stad die niet bij naam wordt genoemd. Dochter Claire heeft geen idee wat ze moet gaan doen na haar eindexamen en gaat bij een plaatselijke supermarkt werken. Die supermarkt ligt in het winkelcentrum van de wijk ‘Oud Babylon’, een oude volkswijk waar tegenwoordig voornamelijk mensen met een andere culturele achtergrond wonen. Heel anders dan de Bomenwijk, met grote vrijstaande huizen, waar Claire met haar ouders woont. In het winkelcentrum ontmoet Claire Anwar, een zoon van oorspronkelijk Marokkaanse ouders, die nog examen moet doen en als afwashulp werkt.

Selma, Arthur, Claire en Anwar krijgen elk om de beurt het woord in korte hoofdstukken die elkaar snel afwisselen. Zo volgen we Selma in de metro van haar huis naar de universiteit, waar ze geconfronteerd wordt met een iets te fanatieke oudere student die haar irriteert. Op een dag laat ze een tas met een dure jurk in de metro staan die een week later gevonden wordt, onder gepist en onder gescheten en voorzien van de tekst #NEE. Arthur werkt aan een nieuwbouwproject, twee woontorens die de naam ‘Nieuw Babylon’ gaan krijgen en bezoekt in zijn vrije uren een bordeel om seks te hebben met zijn favoriete Thaise ladyboy. We volgen Anwar met zijn vriend Zohair bij hun confrontaties met buurt- en hangjongeren met namen als ‘Kankerkapper’, ‘Scheerkop’ en ‘Bamiblok’ die Anwar dreigen hun handeltjes niet te verzieken. En daarnaast de voorzichtige vriendschap tussen hem en Claire die gedurende het verhaal groeit en verdiept.

En dan wordt het zomer en groeit de jaarlijkse overlast van wespen uit tot heftige proporties: een grotere, agressieve soort heeft bezit genomen van de stad.

De wespensoort was een nieuwe, gemuteerde versie met meerdere koninginnen die gedurende verschillende periodes eitjes legden (…) en zich anders dan soortgenoten uitzonderlijk thuis voelden in een betonnen, vaak stedelijke omgeving.

De steek van deze wesp is dermate giftig dat bij meerdere steken, mensen in een coma kunnen raken en zelfs overlijden. Het is dus zaak om er voor te zorgen dat je niet wordt gestoken. Wanneer het lastig blijkt de wespen echt goed te verdelgen, volgen er overheidsadviezen en -maatregelen als beschermende kleding en vaker thuisblijven. De overeenkomst met de coronapandemie is meteen duidelijk. Er staat ook een hilarische versie van Willem Engel op, compleet met paardenstaart die in talkshows de overdreven maatregelen bekritiseert en de wespenplaag een natuurlijke reactie noemt op onze omgang met de aarde. ‘We stellen kritische vragen en onderzoeken de mogelijkheden zonder gelijk maar alles aan te nemen.’ Ondertussen wordt Arthur bij een bezoek aan zijn woontorens in aanbouw zo vaak gestoken dat hij in een coma in het ziekenhuis belandt en raakt Anwar betrokken bij een Mocro-maffia-achtige drugshandel.

Vanaf dat moment gaat het verhaal verder in de versnelling en buitelen de bizarre gebeurtenissen over elkaar. Van Aalten weet wel hoe je een spectaculaire roman schrijft die de tijdgeest spiegelt. Dat deed hij al met De schuldigen uit 2011, waarin een ingenieuze terroristische aanslag wordt gepleegd in Dubai. Desondanks zet hij prachtige, waarachtige scènes neer die bruisen van het leven. Selma, Arthur, Claire en Anwar zijn alle vier interessante personages die je graag blijft volgen. Wat dat betreft is het boek net een netflixserie: de vier delen (lente, zomer, herfst, winter) eindigen met een cliffhanger en de nadruk ligt sterk op actie en interactie. Een oppervlakkige lezing doet je al snel afvragen wat Van Aalten nu precies wil met dit verhaal dat tegen het einde groteske vormen begint aan te nemen.

Een blik op de motto’s van de roman brengt je verder. Het eerste is een liedtekst van de Franse muzikant Carpenter Brut uit 2015, een donker, dystopisch nummer met een angstaanjagende clip. Het tweede is een citaat uit de roman High-Rise van de Britse schrijver J.G. Ballard: ‘This is an environment built, not for man, but for man’s absence.’ Ballard schreef een aantal apocalyptische sciencefictionromans en High-Rise gaat over een vergelijkbare luxueuze torenflat als in Voorstad, waar een klassenoorlog uitbreekt. Deze motto’s geven het verhaal een veel grimmiger karakter: zijn we niet allang in een dystopische toekomst beland? En wat is beschaving daarin nog? ‘We zijn beesten. Geef het volk een crisis en de genocide is daar: goed gekleed en fris gekapt,’ denkt Arthur in zijn verlamde staat aan het eind van de roman.

Tel daarbij op de humor waarmee Van Aalten zijn verhaal lardeert en de vele sterke typeringen over mensen en hedendaagse fenomenen en de conclusie is duidelijk: Voorstad is een goed geslaagde persiflage op onze overspannen samenleving die je uiteindelijk het lachen doet vergaan.

Martijn Nicolaas

Thomas van Aalten – Voorstad. Podium, Amsterdam. 416 blz. € 22,99.