Agressiviteit, alcoholisme en een verstikkend rollenpatroon

In Mungo gaat de Schots-Amerikaanse auteur Douglas Stuart door op de weg die hij insloeg met zijn veelgeprezen Shuggie Bain. Ook in Mungo volgen we een jongen die opgroeit in een rauw, ellendig arbeidersmilieu, terwijl hij zijn homoseksuele gevoelens ontdekt.

De naar een heilige vernoemde vijftienjarige Mungo heeft extreem veel pech aan het begin van zijn leven. Ga maar na: hij leeft in een sociaaleconomisch kansarme buitenwijk van Glasgow, groeit op zonder vader, zijn moeder is alcoholist en zelden thuis, zijn broer is een agressieve bendeleider en hij ontwikkelt ook nog eens homoseksuele gevoelens waar dat absoluut not done is in het protestantse arbeidersmilieu van de vroege jaren negentig. Een recept voor ellende, dat Stuart ten volle benut. Maar zelfs op de zwartste momenten blijf je de liefde van de auteur voor zijn hoofdpersonage voelen.

We maken kennis met de vijftienjarige Mungo als hij met twee geheimzinnige mannen een weekendje weg gaat naar een uitgestrekt bos, ‘dertig, zestig kilometer van de bewoonde wereld.’ Het is zijn eigen moeder die hem uitleent aan de twee rauwdouwers, met als doel ‘een vent’ van hem te maken. Wat er op die reis gebeurt, komen we langzaam te weten. Het is geen verrassing dat het allemaal veel ellendiger uitpakt dan door Mungo’s moeder bedoeld is. Stuart laat herhaaldelijk zien dat in het door hem beschreven arbeidersmilieu intentie en uitwerking zelden op elkaar aansluiten. ‘Er moest altijd geweld aan genegenheid vooraf gaan; Mungo kende geen andere manier.’

Het beeld dat Stuart schetst van dit milieu is niet mals. Toch voelt het nergens aan als een afrekening met zijn eigen jeugd. Daarvoor sijpelt te veel de boodschap door dat niet de arbeiders c.q. de armen slecht zijn. Het zijn de omstandigheden (zoals het rücksichtsloze beleid van Thatcher dat tot massale werkloosheid leidde) die het slechtste in de mensen naar boven halen. Daar gaan de gezinnen zelf ook gebukt onder. Over Mungo’s wijk ligt een deken van agressiviteit en alcoholisme, en er is sprake van een verstikkend rollenpatroon.

Mungo’s broer Hamish is het duidelijkste voorbeeld van wat dit rollenpatroon voor de mannen betekent. Hij heeft als tiener al een kind verwekt (hij vermengt zijn speed handig met talkpoeder voor de verkoop) en leidt een protestantse jeugdbende die op zijn tijd alles in de wijk sloopt wat los en vast zit, de politie met stenen bekogelt en massale gevechten aangaat met de katholieke jongeren uit de stad. Dit alles doet hij onder de invloed van zijn (niet vermengde) speed en met de drang om te tonen dat hij geen mietje is. Daarom bevalt het hem niks dat Mungo zo’n zacht ei is dat niet van vechten houdt. Het broertje van de bendeleider zal toch geen mietje zijn?
Helaas voor Hamish is hij dat wel. Stapelverliefd wordt Mungo op de katholieke James die duiven houdt in een parkje. Pijnlijker is dat Mungo zelf ook geen homo wil zijn. Hij weet dat het niet mag. Niet kan. Als James, die thuis op net zo weinig tolerantie kan rekenen als Mungo, voor de vorm een meisje vingert, probeert Mungo hem te overtuigen alsjeblieft met haar verder te gaan. Maar de jongens zijn te dol op elkaar om elkaar te vergeten. Als James’ vader dagenlang weg is voor zijn werk op een boorplatform, zoeken de twee elkaar op in James’ appartement. Ze maken grappen over wie van de twee het vrouwtje is, schelden elkaar uit voor mietje. Stuart beschrijft die verboden kalverliefde erg mooi. Maar de ellende laat nooit lang op zich wachten.

Hoe wrang het ook klinkt: met het ellendige arbeidersmilieu als setting en een van de norm afwijkend kind als hoofdpersonage, heeft Stuart goud in handen. Conflicten, spanning, noodzaak: alles creëert zichzelf in deze setting. Hier moet Stuart het ook van hebben, want schrijf-technisch gezien is hij geen uitblinker. De trage aanloop van het verhaal, het vele invullen dat zijn verteller doet en zijn gemakzuchtige keuze voor een hoofdpersonage wiens ‘goedheid geen grenzen kent’ verdienen geen schoonheidsprijs. Stuart lijkt het bereiken van een breed publiek te verkiezen boven het schrijven van een literair hoogwaardig verhaal, en dat is natuurlijk zijn goed recht. Wie weet bereikt hij er wel het milieu mee waarover hij schrijft.

Martijn van Bruggen

Douglas Stuart – Mungo. Vertaald uit het Engels door Kitty Pouwels en Josephine Ruitenberg. Nieuw Amsterdam, Amsterdam. 400 blz. € 24,99.