Beleggers in vale windjacks

Wie gaan er zoal naar een ‘beleggersfair’? Moet je denken aan strakke kostuums en mantelpakjes? Lieke Noorman schrijft in Gehannes, een uitgebreid familie-essay met ‘opa Foppe’ in de hoofdrol, dat je er bij aankomst zo maar kunt gaan twijfelen of je ‘wel goed zit’. ‘Dresscode C&A in samenspraak met de ANWB’. Oudere mannen in vale windjacks.

Het valt niet mee om nog een bevolkingsgroep te vinden die zelden opgemerkt wordt in boeken en bladen. Maar Noorman heeft er met de ‘kleine belegger’ toch een gevonden. Dat is allemaal te danken aan haar opa Foppe, een opportunistische scharrelaar, die in alles een handeltje zag, maar het weinige verdiende geld nog sneller weer kwijt raakte. Plus dat van familie en vrienden.

Noorman kwam vooral op het spoor van dat wonderlijke familielid door het hardnekkige zwijgen over hem van de andere bloedverwanten. Wat was er dan gebeurd? Zelf kende ze opa Foppe slechts uit haar kindertijd. Hij was de man die de ruimtes vulde en anderen deed verstommen. Lieke kreeg, met hem op stap, meteen een ijsje. En toen dat op was nog een. Zoiets deed een ander niet, zeker niet in de schrale jaren kort na de oorlog. Dus lange tijd was opa Foppe voor haar gewoon een leuke peer.

Ik ken het verhaal al jaren, maar iedere keer als mijn moeder het vertelt, grijpt het me aan. Eigenlijk wil ik dit helemaal niet weten. Een opa die geld verduistert en er vriendinnen op na houdt is tot daar aan toe. Eerlijk gezegd vond ik het wel een romantisch idee, een opa die een beetje buiten de lijntjes kleurde. Ik schepte soms zelfs over hem op bij vrienden, waarbij ik hem afschilderde als een getalenteerde maar in wezen goedaardige oplichter, een begenadigd causeur, een onweerstaanbare charmeur.

Na uiteenlopende journalistieke banen en enkele boeken, besloot Noorman de zaak te gaan onderzoeken. Het bracht haar in regionale archieven en het Nationaal Archief, want er gingen wonderlijke geruchten over Foppe. Iets met oplichting, verduistering en ‘fout in de oorlog’. Daar kwamen haar eigen ervaringen bij plus de nooit aflatende verzuchtingen van haar moeder dat geld diefstal is en je bezighouden met geldzaken ‘gehannes’, waar je maar beter ver van kon blijven. Het had ook zeker invloed op Noormans eigen verhouding tot geld.

Geheel in de journalistieke modus, zowel in onderzoeksmethoden, interviews als schrijfstijl, en niet vies van een gemeenplaats hier en daar, brengt Noorman de handel en wandel van Foppe en haar familie in beeld. Zo gedetailleerd dat je je geregeld afvraagt waarom je al die namen, plaatsen en kleine voorvallen zou moeten willen weten, maar ook toegankelijk, want een journalist gebruikt nooit een term zonder hem uit te leggen, hoe voor de hand liggend die ook is: the City, dat is dus het financiële hart van Londen.

Na die uitgebreide familieverwikkelingen verbreedt Gehannes zich als Noorman, die het niet zo breed heeft, zelf wat geld wil gaan beleggen. Het wordt een project met teakbomen in Brazilië dat sterk wordt aangeprezen door uiteenlopende ‘deskundigen’ tot topfiguren van banken en de landbouwminister van destijds toe. Met Foppe in haar achterhoofd gaat ze dus zelf in ‘gehannes’.

Daarop verandert het boek steeds meer in een analyse van de kleine financiële wereld, die van een bepaald soort gemiddelde Nederlanders. Doorsnee mensen die wat willen bijverdienen maar gedreven door hebzucht of onkunde het slachtoffer worden van gladde types die zich altijd overal uit weten te draaien. Ware oplichters, al kun je moeilijk de vinger leggen op wat ze nou precies te verwijten valt. Je hebt ze overal en het komt eveneens voor dat ze zelf ook weer ergens genaaid zijn.

Die tweede helft van Gehannes is het interessantst, omdat het veel verder gaat dan de particuliere besognes van een familielid. Maar Noorman heeft deze opa Foppe wel nodig om helder te krijgen over wat voor type man we het hebben. Ze deugen niet, maar het zijn ook niet per sé altijd boeven, soms alleen maar narcistische, naïeve sukkels. De constructie had beslist aan kracht gewonnen als Foppe wat meer naar de achtergrond was geduwd en Gehannes meteen bij aanvang was neergezet als boek over het kleine beleggersleed. Want ook dan zou de persoonlijke vertelling in stand hebben kunnen blijven, die dit boek zo invoelbaar maakt.

Het neemt niet weg dat Noorman hoe dan ook wel wat minder wijdlopig had mogen zijn. Is het werkelijk nodig drie bladzijden te vullen met twijfels of je nu wel of niet geld van je moeder wilt gaan lenen? De lezer is niet onnozel en één voorbeeld is genoeg, steeds twee of zelfs drie vergelijkingen zijn te veel van het goede. En zelfs daar blijft het geregeld niet bij. Over haar tijdelijke werk als postbode:

Nooit gedacht, trouwens, dat er zoveel variatie mogelijk is in brievenbussen. Staand, liggend, linksdraaiend, rechtsdraaiend, recht, schuin, stil, lawaaierig, klemmend, plotseling openschietend; elke brievenbus is anders. Ik had een hekel aan de brievenbussen met keiharde tochtborstels waaraan ik mijn nagelriemen openhaalde en ik werd gefopt door de brievenbussen die zich groter voordeden dan ze waren. Achter de brede, soms zelfs kostbare koperen klep stuit je met je handvol post op een barrière, de veel te kleine opening die in de houten deur is uitgezaagd.

Gehannes biedt niettemin een mooi inkijkje in de beweegredenen om te gaan beleggen en de verraderlijke mechanismen van het kapitalisme, die tot in de haarvaten van de samenleving, zelfs in families en het persoonlijke leven, diep ingrijpen.

André Keikes

Lieke Noorman – Gehannes. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam. 272 blz. €21,99.