Ontberen maar

Wandelen kan een klein genoegen zijn, maar ook een tocht vol ontberingen. Het hangt er maar vanaf welk landschap je kiest en wat voor karakter je hebt. In de twee nieuwe deeltjes uit de Terloopsreeks van Van Oorschot komt die tegenstelling mooi tot uitdrukking. Waar Sander Kollaard in Lentehonger dicht bij zijn huis in Zweden blijft, zoekt Yolanda Entius in Ogentroost het bergachtige grensgebied van Frankrijk met Italië op.

Niet dat Yolanda Entius nou een echte zoeker van avontuurlijke uitdagingen is. Ze geeft dat in de eerste zin zelf al aan. ‘Als je mensen zou moeten indelen in boeren en nomaden, behoor ik tot de eerste groep. Ik ben geen reiziger. Liever bouw ik een huis en leg ik een moestuin aan, dan dat ik het vliegtuig pak en de wereld afschuim op zoek naar avontuur.’ Tot zover gaan de wandellevens van Kollaard en Entius nog gelijk op. Kollaard wandelt wat in het rond niet ver van Västerås, in de waterrijke binnenarchipel ten westen van Stockholm, waar hij al jaren woont.

Kollaard noteert graag biologische benamingen, mede aan de hand van een app die planten zo’n beetje kan determineren – de belangrijkste drijfveer van talloze veldwandelaars lijkt het wel. Thuisgekomen gaat hij ermee aan de slag. Het liefst tijdens de eindeloze, troosteloze Scandinavische winter, om zichzelf er zo aan te herinneren dat er ook nog zoiets als blauwe lucht en zon bestaat. Entius vraagt zich juist af hoe andere schrijvende wandelaars dat toch doen, kijken, denken, associëren, filosoferen en er dan ook nog over schrijven:

(…) denkend aan de wandelende schrijvers die mij dierbaar zijn, begin ik op de tweede dag van onze tocht, mijn (veronderstelde) gedachteloosheid toch ook wel te betreuren en te betwijfelen. Al kuierend filosoferen die er immers flink op los. Maar doen ze dat al lopend, of later als ze daarop reflecteren? Ze doen het in ieder geval thuis, zo heb je dubbel pret, want denkend aan die zintuigen die op scherp stonden haal je je alles weer haarscherp voor de geest.

Het moet in haar geval ook niet meevallen, want bergen vereisen heel wat meer fysieke en geestelijke kracht dan drentelen in het, in het Kollaard-gebied overwegend vlakke, Zweedse land. Dat Entius niet op zichzelf loopt, maar met partner of vrienden, die ook allemaal zo hun eigenaardigheden hebben, geeft zo’n trektocht, bepakt en bezakt ook al neemt ze graag zo weinig mogelijk mee en gebruikt ze de beste materialen, een heel ander karakter.

Maar wandelaars, tenminste zij die de stad uitgaan en ook Texel niet uitdagend genoeg vinden, houden wel van het ontberen als loutering. Entius’ tent staat op de verkeerde plek en loopt tijdens een hevige bui onder water, de wandelaars worstelen met elkaars opvattingen over wat de juiste routes en slaapplekken zijn, er zijn eenzaamheidsgevoelens en een angstig vermoeden dat ze andere mensen in nood zien. Gelukkig zijn er ook adembenemende vergezichten en een rijkdom aan bloempjes, niet in de laatste plaats ogentroost, waar haar Terloops-deeltje naar genoemd is.

Nee, dan Kollaard. Hij pakt zijn verhaal anders aan. Hij verzamelt invallen, kleine belevenissen, namen van gewassen en diertjes die hem opvielen, tekens van leven na kou en sneeuw. En hij verzuimt daarbij niet de doorgaans nogal idyllische beschrijvingen van Zweden, dat land met zijn vermeend hoogstaande moraal, tegen het licht te houden. Kneuterige huisjes met sprookjesachtige natuur? Productiebos zal je bedoelen en kortzichtige productielandbouw, die de grond op termijn onvruchtbaar zal maken, om over de afgrijselijke nieuwbouw nog maar te zwijgen:

We moesten even zoeken naar een geschikte plek om te wandelen want Zweden heeft een overwegend saai landschap – in elk geval waar wij wonen. Zowel land- als bosbouw wordt op een industriële schaal bedreven en dus wordt het landschap gedomineerd door eindeloze, eenvormige akkers en even eindeloze en eenvormige bossen. In die bossen wordt geregeld gekapt, niet subtiel, maar hele percelen tegelijk. Dat gebeurt met enorme machines die steevast een ravage aanrichten. Nog onlangs is er bij ons in de buurt zo’n ravage aangericht in een aardig bosje waar we ’s ochtends graag met de hond doorheen wandelden.

Echt somber wordt het in beide deeltjes echter niet. Entius begint over vluchtelingen, die ze graag zo’n comfortabele rugzak als de hare zou toewensen, al kun je die natuurlijk niet meenemen op een overvol bootje op de Middellandse Zee. Om er aan toe te voegen dat haar aanvankelijke gedachte dat een mens niet veel nodig heeft, beter bekeken potsierlijk is, slechts ‘ijdele praat’. Wat weten wij geluksvogels er eigenlijk van, wil ze maar zeggen.

Kollaard beschouwt de noodzaak van duister om licht te zien en van zwaarte om lichtvoetigheid te waarderen. Ali Smith weet precies hoe dat moet, noteert hij. Net als Italo Calvino dat kon. Maar misschien was Gorters hoopvolle Mei wel wat al te hoopvol.

De laatste voorjaarswandeling bij Vånsjöåsen maakte Kollaard tijdens midzomer, in de nacht van 21 op 22 juni, ‘als je tenminste van nacht kunt spreken’. Dan lijkt ook Kollaards Zweden voor even een sprookje. Over de meedogenloze muggen geen woord.

André Keikes

Sander Kollaard – Lentehonger. 70 blz. Yolanda Entius – Ogentroost. 70 blz. Terloops-reeks. Van Oorschot, Amsterdam. € 12,50.