In zijn vrijdagse column voor het Dagblad van het Noorden bespreekt Jean Pierre Rawie het verdwijnen van de Grote Poëzieprijs. Rawie is niet verbaasd. Het verdwijnen van de prijs is voor een groot deel te danken aan de dichters zelf:

Die drukken zich veelal zo duister uit, dat de lezer er zonder begeleiding niets van begrijpt, en na enkele vergeefse pogingen mismoedig afhaakt.

En deze dichters vinden ook nog gehoor bij ‘de poëziekritiek, die voor zover ze nog bestaat, zich van een zo mogelijk nog geheimzinniger boevenjargon bedient dan de besproken bundels zelf.’ Het publiek heeft zich al lang afgekeerd van de poëzie en ook de meeste bladen en kranten besteden er nauwelijks meer aandacht aan.

Al deze narigheid leidt ertoe dat poëzie steeds meer een randverschijnsel in onze letterkunde is geworden, en er behoudens tweehonderd ingewijden nauwelijks interesse voor bestaat.

Lees de hele column hier.