‘Maar wie is ons soort mensen?’

In de 17e eeuw vestigden Sefardische Joden zich in Suriname, op de vlucht voor de Spaanse inquisitie. Zij werden op hun beurt slavenhouders op de plantages die zij stichtten. Daar kwamen, al dan niet gedwongen, relaties uit voort en kinderen. De vader van Lot, een hoge ambtenaar in Suriname, is erg geïnteresseerd in die geschiedenis en brengt zijn fascinatie over op zijn dochter die ook veel moet ‘lernen’ over de geschiedenis. Lots moeder is fel gekant tegen al die boekenwijsheid en al dat gewroet in het verleden.

In Last keert Ellen Ombre terug naar een van de kernthema’s uit haar werk: in hoeverre kun je je eigen afkomst kennen en waar hoor je bij? ‘Maar wie is ons soort mensen?’ vraagt Lot op een gegeven ogenblik aan haar moeder en in haar antwoord zit een mogelijke titelverklaring: ‘Familie is vaker een last dan een zegen.’

Als het gezin naar Nederland verhuist, kwijnt de vader van Lot weg. Zij ziet een taak voor zich door het boek over de Jodensavanne te schrijven dat hij niet kon maken. ‘Geen fictie (…), maar op feiten gestoeld.’ Het is de vraag of Last dat is geworden, want Ombre vermengt fictie en feiten. De feiten worden ondersteund door documenten en foto’s en daarnaast wordt er een heel intrigerend persoonlijk verhaal verteld dat vermoedelijk gefictionaliseerd is omdat het zo pijnlijk is.

In Nederland komt het tot een breuk met de ouders. Lot trekt in bij de bekende intellectueel Baruch, die wel wil pronken met een zwarte vrouw. Hij geeft haar een bongo en noemt haar de Koningin van Seba. Het ergste in de niet gelijkwaardige verhouding is zijn onderschatting van haar intellectuele vermogens:

Hij vroeg waarom ik geen Surinaams kookboek schreef in plaats van mijn tanden te breken op de Surinaams Sefardische geschiedenis.

Dit soort uitspraken gaan onder je huid zitten bij het lezen.

Op het moment dat Lot bij de notoire vreemdganger Baruch vertrekt, kan Ombre haar fictieve personage laten gaan en als zichzelf terugreizen naar Suriname. Daar bezoekt ze de restanten van de Jodensavanne en brengt ze in kaart wat er nog over is van de Joodse gemeenschap. De archieven zijn vergaan of ontoegankelijk. Wat resteert is ‘oral history’ die zij optekent uit de mond van de stokoude meneer Nassy (een naamgenoot van de stichter van de Jodensavanne). Veel dichter bij de feiten kun je niet komen. Last is op veel fronten een belangwekkend boek.

Coen Peppelenbos

Ellen Ombre – Last. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam. 272 blz. € 21,99.

Deze recensie verscheen eerder in een kortere versie in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 11 november 2022.