In een passend decor sprak literatuurdocent, lerarenopleider en hoofdredacteur alhier Coen Peppelenbos op 12 december 2022 met zijn voormalig leermeester Theo Witte over zijn boek Moeten we dit weten voor de toets? Het decor, een achteraf zaaltje bij boekhandel Walter’s Bookshop (het filiaal van Godert Walter) in Groningen, past prima bij het thema van Peppelenbos’ boek: hoe literatuuronderwijs langzaam maar zeker naar de marges van het Nederlandse onderwijs verdwijnt.

Het heeft dus wel iets samenzweerderigs, in dat zaaltje achterin dat volgens de gastheer ‘nog niet helemaal af is, maar als u hier eerder was, ziet u vorderingen.’ Maar de 20 tot 25 gasten kunnen prima met die setting leven. Meer is immers niet nodig. De heren Witte en Peppelenbos zijn prima te volgen en het onderwerp gaat het publiek aan het hart: het literatuuronderwijs.

Peppelenbos schreef dus een boek. Veel stukken verschenen eerder hier op Tzum, ook zijn andere stukken toegevoegd. In dit boek relativeert Peppelenbos de leescrisis en probeert hij uit alle macht (nee echt!) niet bitter en cynisch te worden over de Staat Van Het Literaire Bewustzijn Bij Jongeren in Nederland. Moeten we dit weten voor de toets? is een heerlijk boek, ondanks de problemen die het beschrijft. Dat komt vooral door Peppelenbos’ gortdroge, relativerende toon waarbij je je alleen afvraagt of hij niet eens een keer te vuur en te zwaard voor literatuuronderwijs wil gaan staan -maar dat is wellicht voor een andere keer.

Terug naar de maandagavond. Peppelenbos wordt geïnterviewd door Theo Witte, vakdidacticus, lerarenopleider aan de RUG en bij het grote publiek bekend door het door hem ontwikkelde Lezen voor de Lijst. Met alle respect voor de heren, op voorhand dringt de vergelijking met Statler en Waldorf zich al snel op. Krijgen we twee klagende literaire boomers over hoe alles vroeger anders (lees: beter) was in het literatuuronderwijs?

Deels. Want in vergelijking tot Witte is Peppelenbos eigenlijk heel mild over de staat van literatuuronderwijs in Nederland. Zeker, vroeger moesten er meer boeken gelezen worden en stond het vak Nederlands er beter voor. Maar net als in het boek geeft Peppelenbos aan dat dat vooral komt door beleidsmatige keuzes, en niet per se door luie en onwillige leerlingen. Hoewel die laatste er ook wel wat van kunnen, natuurlijk. Dat maakt Peppelenbos duidelijk als Witte het meteen wil hebben over ‘die rot-titel’. Peppelenbos verklaart die uit die momenten dat je als docent voor je gevoel fantastisch hebt les staan geven, alles viel bij elkaar, je dacht dat je de klas zag genieten van je optreden, en dan volgt die ene, ontnuchterende vraag: ‘Moeten we dit weten voor de toets?’ En die vraag is er in 37 varianten, zo beaamt ook het publiek, dat grotendeels uit leraren Nederlands bestaat.

De heren Witte en Peppelenbos kennen elkaar goed, waardoor het af en toe iets te oude-jongens-krentenbrood wordt. Het wordt echter uiterst vermakelijk als Peppelenbos Witte bijpraat over de grote nieuwe Nederlandse poëet Mart Hoogkamer, die wil gaan zwemmon in Bacardi Lemon. Geloof het of niet: hij behandelde deze tekst binnen de masteropleiding. Hoe hij dat deed, kun je nalezen in ‘Moeten we dit…’ En als na drie kwartier het publiek wat actiever bij het gesprek wordt betrokken, komen er mooie dingen naar boven.

Want, zoals Peppelenbos ook in zijn boek beschrijft, er gebeuren ook prachtige, hoopgevende dingen: docenten die veel energie steken in het vinden van de juiste boeken voor hun leerlingen. Ook vanavond zijn die aanwezig, net zoals die docent die met veel succes Karel ende Elegast en Multatuli behandelt… op het vmbo. Of die docent die een prachtige bibliotheek heeft opgebouwd op zijn schooltje, en die docent die samen met leerlingen én ouders leeskringen heeft opgebouwd…. Kortom, de avond eindigde in een prima sfeer. Kom daar nog maar eens om in het literatuuronderwijs.

Conrad Berghoef