Elke Indische jongen speelt gitaar!

Bij Das Mag verschijnt elke maand een boekje met als titel de desbetreffende maand, elke maand geschreven door een andere schrijver. Heel goed is er niet over nagedacht, want je wilt in januari dat boekje uit december niet meer kopen. Je hebt toch snel het idee dat die maand al voorbij is.

In Januari van Alfred Birney zwerft de naamloze jonge hoofdpersoon van verblijfplaats naar verblijfplaats. Omdat hij goed gitaar kan spelen, mag hij bijna overal overnachten. Hij behoort niet tot de hippies, freaks of squares, maar noemt zichzelf een folkie, wat hem meteen tot een buitenstaander maakt. Het verhaal begint op een oudejaarsnacht waar de gitarist aanklopt bij een kraakpand. In twee zinnen weet je meteen in welke gribus hij is terechtgekomen:

Toen ik na lang aarzelen de deur openduwde, stond ik tot mijn schrik oog in oog met Jezus. Hij zag er angstaanjagend uit, ongekruisigd, hij leek wel een boze geest, volledig ondergespoten met gifgroene fluorescerende verf.

Birney geeft een raak portret van het begin van de jaren zeventig om en nabij Den Haag waar deze stuurloze jongeman zich overeind weet te houden door de muziek. Over gebrek aan aandacht heeft de folkie niets te klagen, want er is elke keer wel een vrouw die als een blok voor hem valt en hem onderdak verschaft voor zolang het duurt.

Terloops brengt Birney de alledaagse vooroordelen van de doorsnee Nederlander naar voren. Van een buschauffeur mag hij gratis meerijden als hij een eind in de regen moet lopen, maar dan krijgt hij wel clichés om zijn oren: ‘Jullie spelen allemaal gitaar, hè? Allemaal! Elke Indische jongen speelt gitaar!’

Jullie tegenover wij: dat is een terugkerend thema in het werk van Birney. In deze novelle herken je veel elementen uit eerder werk van de auteur die voor zijn roman De tolk van Java de Libris Literatuur Prijs ontving. Ook in Januari komen we een Indonesische vader tegen die voor de Nederlanders gevochten heeft en een moeilijke verhouding tot zijn zoon heeft en die een deel van zijn jeugd in een internaat heeft doorgebracht. Ook ome Willem, de minnaar van zijn moeder in De tolk van Java, komt in dit boekje terug.

Het nadeel van deze novellereeks is dat slechts de eerste negentig bladzijden geschreven zijn door Alfred Birney. Die worden gevolgd door negen bladzijden ‘De dagen’ waarop je per bladzijde vier blanco kalenderblaadjes (?) ziet met alleen cijfer erop. Daarna volgen nog acht loze bladzijden met streepjes waarop je blijkbaar aantekeningen kunt maken. Vormgeversgrapjes waar je niets aan hebt. En alsof dat nog niet genoeg is, krijg je ook nog een voorproefje van acht bladzijden van de volgende maand (geschreven door Rob van Essen, maar dat staat er niet bij). Wat een verspilling van papier is dat toch elke maand weer. Ik had liever 30 pagina’s Birney erbij gehad.

Coen Peppelenbos

Alfred Birney – Januari. Das Mag, Amsterdam. 120 blz. € 19,99.

Deze recensie verscheen eerder in een kortere versie in de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden op 13 januari 2023.