Deze recensie over een roman van Kees Verheul werd voor het eerst gepubliceerd in 1983.

Blauwdruk van een jongensjeugd

Autobiografische jeugdverhalen kunnen om verschillende redenen interessant zijn. Wie beroemd is bijvoorbeeld, kan alleen daarom al rekenen op de aandacht van de lezer, ook al onderscheiden zijn jeugdervaringen zich in niets van die van anderen. Iets anders is het als de schrijver een turbulente jeugd heeft meegemaakt, opgegroeid is in een interessante tijd of in een interessant milieu. Ook deze autobiograaf kan, evenals de beroemdheid, rekenen op een bij voorbaat nieuwsgierig publiek; hij heeft boeiend materiaal te over, het hoeft alleen nog maar herinnerd en geboekstaafd te worden.

Kees Verheul is geen beroemdheid, al kennen sommige mensen zijn naam misschien van bijvoorbeeld zijn essaybundel Kontakt met de vijand. Getuige de verhalen in de bundel Een jongen met vier benen, zijn prozadebuut, kan hij evenmin bogen op een spectaculaire jeugd. Het jongetje waar het in deze verhalen om gaat is eigenlijk een heel gewoon jongetje, al is hij misschien een beetje aan de overgevoelige kant. Hij groeit op in een dorp ergens in de provincie, gaat er naar school, speelt met vriendjes, maakt ruzie met vriendjes, haalt kattekwaad uit. Een tijdelijke seksuele relatie met een pedofiele man is het enige wat er aan ongewone gebeurtenissen in zijn jeugd voorvalt.

Toch zijn de verhalen uit deze bundel heel bijzonder. Door zijn manier van vertellen heeft Verheul er namelijk een literaire gebeurtenis van de eerste orde van gemaakt. Hiermee bedoel ik niet dat hij bijzondere literaire technieken hanteert of zelfs maar een stijl die de aandacht opeist: dat is namelijk juist niet het geval. Verheuls stijl is zelfs weinig opvallend te noemen en zijn verteltechniek rechttoe-rechtaan. Wat wel in het oog springt is de ongelooflijke scherpte en gedetailleerdheid waarmee hij zijn herinneringen heeft opgetekend, alsof hij na zoveel jaar nog steeds rechtstreeks toegang had tot zijn gedachten en gevoelens als kind. Het kan niet anders of Verheul heeft daarbij zijn toevlucht moeten nemen tot reconstructie: zo scherp en zo gedetailleerd zijn herinneringen nu eenmaal niet, ook al heb je nog zo’n goed geheugen. Er zijn schrijvers die van oordeel zijn dat je dergelijke reconstructiewerkzaamheden in de vertelling tot uitdrukking moet laten komen, bijvoorbeeld door de authentieke herinneringen, voorzover mogelijk, te scheiden van de gissingen; of door het inlassen van reflectieve momenten waarin de mogelijkheid van het hebben van authentieke herinneringen en zeker de beschrijving daarvan worden den geproblematiseerd. Deze schrijvers (K. Schippers bijvoorbeeld in zijn roman Eerste indrukken) ervaren de situatie waarin iemand zich bevindt die zijn jeugdherinneringen opschrijft als paradoxaal: je bent door de jaren die je van je jeugd scheiden iemand anders dan degene over wie je herinneringen hebt, je gedachten daarover zijn die van een ouder iemand en daarmee van een ander.

Het knappe van deze verhalen van Verheul is dat hij de suggestie weet te wekken dat hij zonder problemen in de huid heeft kunnen kruipen van het kind dat hij was. Bovendien riepen de verhalen ook veel al lang vergeten eigen herinneringen op; al lezende raakte ik er niet alleen van overtuigd dat deze ‘Kees de Jongen’ zich inderdaad zo moet hebben gevoeld en zo moet hebben gedacht als beschreven wordt door zijn oudere alter-ego Kees Verheul, maar ervoer ik de verhalen ook als adequate beschrijvingen van eigen jeugdervaringen. Een jongen met vier benen levert als het ware een blauwdruk van een jongensjeugd. Filosofisch gezien berust dit idee waarschijnlijk op een illusie, maar het is er wel één van het overrompelende soort.

In ieder geval is alleen al in de ordening van het materiaal een scheppend brein aan te wijzen dat zich als zodanig distantieert van het belevende en voelende ik uit zijn jeugd. Een belangrijke thematische lijn in deze verhalen is bijvoorbeeld de ontwakende (homo-)erotiek: het (overigens nergens met name genoemde) jongetje heeft een sterke behoefte aan genegenheid en geborgenheid die zich al vroeg uit in zijn neiging zijn vriendjes aan te raken. Natuurlijk is het ook deze thematiek die deze bundel belangwekkend maakt, maar ik hoop dat het duidelijk is geworden dat ik Een jongen met vier benen niet alleen daarom een prachtig boek vind.

Everhard Huizing

Kees Verheul – Een jongen met vier benen. Querido, Amsterdam.

Deze recensie stond eerder in het Nieuwsblad van het Noorden op 24 januari 1983.