Dit is het eerste deel van een essay naar aanleiding van ‘Brief Uit Schrijversland (Modern toerisme)’ in Op weg naar het einde.

1

Op de eerste bladzijde van ‘Brief Uit Schrijversland (Modern Toerisme)’ zegt Gerard Reve met zoveel woorden dat schrijven voor hem een kwelling is en hij legt uit, na te hebben vastgesteld dat hij ‘die door zoveel kunstenaars gevreesde leegte’ niet kent en vermoedelijk ook nooit zal kennen, waarom: 

het beroerde is juist, dat het altijd zes, zeven dingen tegelijk zijn, en dat, terwijl de woede over het één mij nog ademnood bezorgt en grommend de kamer op en neer doet lopen, de razernij over het ander zich al aankondigt […]. Kiezen, en over het één schrijven en pas daarna, of juist helemaal niet, over het ander, en dan nog in de juiste volgorde, daar gaat het om.

Verderop zegt hij dat hij er niet langer aan mag twijfelen dat hij schrijven kan. Als bewijs voert hij aan dat hij deze brief schrijft ‘temidden van keihard, onregelmatig, in zijn plotselinge wijzigingen van schrilheid en volume telkens de schrik van een ongeval teweegbrengend lawaai’ en dan ook nog eens in een hut 

waarin, God alleen weet misschien waarom, zulk een onmeetbaar groot Verdriet van de Verlatenheid der Zeeën huist, dat het alleen al daarom normaal ware geweest, indien ik deze aan het uitvaren voorafgaande uren van wachten, dadenloos, zonder ook maar een kras op het papier te kunnen zetten, doodstil zittend en met wijd geopende ogen voor me uitstarend, zou hebben doorgebracht.

Het is, als we de datering van de schrijver mogen geloven, donderdag 9 mei 1963 als hij deze woorden aan het papier toevertrouwt in ‘Rotterdam, aan boord van het m.s. “Lethe”’.

Reve-biograaf Nop Maas noemt dit fictie, omdat hij weet dat Reve de ‘Brief Uit Schrijversland’ al op 8 mei vanuit Rhoon, de woonplaats van Ludo Pieters bij wie hij logeerde, naar de redactie van Tirade had gestuurd, een dag vóór inscheping. Aan Joke Kool-Smit schreef Reve op 8 mei 1963 dat hij de voltooiing van de brief ging vieren met een fles wijn uit de kelder van Pieters.

Tegenover interviewer H.U. Jessurun d’Oliveira verklaarde Reve dat de ‘Brief uit schrijversland’ 

inderdaad in Rotterdam [is] voltooid, maar nooit aan boord van dat schip, maar dat geeft niet, ik wist precies hoe dat schip eruit zou zien, en wat ik van de kade zou zien en alles. Dus ik kan het gewoon van te voren schrijven ook, dat maakt niet uit.

Fictie is dus ook het zo fraai beschreven scheepslawaai. In de begeleidende brief aan Tirade klaagt Reve dan ook niet dáárover, maar over het lawaai dat het dagelijks leven in de Kapitale Villa van ‘mijn welgestelde Vriend en Beschermer Q.’ beheerste, door Reve nader gepreciseerd als ’het gegalm van kinderen, karretjes, piano, gramofoon [sic], rotschrijfmachine’.

Over het totstandkomen van ‘Brief Uit Schrijversland’ zei Ludo Pieters jaren later in een kranteninterview: ‘Hele toestanden waren dat, want hij was toen nog zeer onder de invloed van koning alcohol en zoop mijn hele kelder leeg. De lege flessen smeet hij in de sloot voor het huis tot schrik van onze huishoudster. […] Mijn kinderen vinden het ontzettend leuk als Gerard komt.’

De reisbrief, die feitelijk geen reisbrief is – er wordt geen stap in gezet –, werd gepubliceerd in het Zomernummer 1963 van Tirade, dat waarschijnlijk eind juli-begin augustus verscheen. Reves bijdrage werd in de loop van augustus gesignaleerd in de tijdschriftenrubrieken van Het Vrije Volk en Het Parool., Beide artikelen benadrukken de financiële overwegingen die in alle reisbrieven van Reve aan de orde komen en en die hier zeker driekwart van de tekst beslaan. Ook memoreren ze de broedertwist tussen Reve en zijn ‘Geleerde Broer’ die het waagde om zich tegen het Schrijversprotest te keren. ‘Bijzonder vermakelijk,’ noemde Alfred Kossmann de aanval van Gerard op Karel.

Het ging er Reve hier natuurlijk niet in de eerste plaats om de lezers van Tirade en de recensenten van de Nederlandse dagbladen te vermaken. Hij spreekt van ‘[d]e deplorabele positie van de Nederlandse beroepsschrijver’: ‘Waarom kan de Nederlandse schrijver met schrijven geen geld verdienen?’ Mensen geven geld uit aan ‘bier, jenever, zeilboten, eten, kreeft, bioscoop, automobielen, benzine, modieuze kleren, nutteloze voorwerpen, schoeisel, nieuwe meubels, maar nimmer of nooit aan boeken of literaire tijdschriften’, om maar weer eens een authentieke reviaanse opsomming te citeren. 

Reve herinnert zich dat ‘de schilder of mozaïekman Raymon B.’ hem in zijn armste dagen een exemplaar van Werther Nieland aftroggelde om het vervolgens uit te lenen aan een vriend ‘die het niet zo erg goed’ had gevonden. Interviewers voor krant of radio willen nooit betalen voor het beslag dat zij op ’s schrijvers tijd leggen en organisatoren van lezingen en fora menen dat ‘alleen al die publiciteit’ voldoende zou moeten zijn om de schrijftafel te verlaten. Met een door Melle bedachte term spreekt Reve in dit verband van Modern Toerisme.

Al schrijvend komt Gerard Reve tot een systeem dat het bestaan van schrijvers aanzienlijk kan verlichten. Laat de overheid,

zonder enige onderscheiding van kwaliteit, iedere in eerste druk verschenen pagina literatuur (roman, verhaal, gedicht) in aanmerking […] komen voor een vast bedrag aan subsidie, uit te keren aan de auteur. Dit systeem brengt, hoe ik me ook afprakkizeer, geen enkel probleem mee, juist omdat het de overheid ontslaat van het vellen van een artistiek oordeel.

De onverschillige houding van de overheid en het publiek jegens de literaire schrijver zit Reve hoog. Van zijn in 1947 verschenen debuut De Avonden waren in de vijftien daaropvolgende jaren ruim 30.000 exemplaren verkocht, wat niet per se een slecht resultaat was, maar toch kennelijk onvoldoende om als schrijver te kunnen leven en werken zonder financiële kopzorgen. ‘Ik was toen zo arm als een rat,’ merkt hij op met verwijzing naar de jaren vijftig toen zelfs een uitgave van f 1,50 hem zwaar viel.

Pogingen om een groter publiek te bereiken door in het Engels te schrijven waren mislukt. De reis naar Spanje en Portugal die daags na het voltooien van ‘Brief Uit Schrijversland’ een aanvang nam, was bedoeld om te onderzoeken of hij van zijn in Nederland bij elkaar gesprokkelde inkomsten ginds een comfortabeler bestaan zou kunnen leiden. Zijn reis heeft te maken met ‘Geld’, ‘een onderwerp dat, althans volgens mij, net zo min verveelt als elke dag vis.’

Een paar maanden geleden schreef ik, dat geld misschien wel de enige eerlijke en fatsoenlijke drijfveer tot schrijven was. Dat ‘misschien’ is nu vervallen, en mijn vermoeden is tot een onwrikbare overtuiging geworden.

Het getuigt van fraaie ironie van het lot dat het juist de bundeling van de eerder in Tirade gepubliceerde reisbrieven in boekvorm was, die van Gerard Kornelis van het Reve definitief een succesauteur maakte. Ook in dat opzicht vormden de reisbrieven een keerpunt.

Op weg naar het einde moest binnen enkele maanden na verschijnen in december 1963 drie keer worden herdrukt. In 1989 schatte Jos Paardekooper het totaal aantal verkochte exemplaren op 105.000 tot 126.000. ‘Hoeveel de totale oplage bedraagt, is niet exact vast te stellen, bij gebrek aan informatie van de kant van de uitgever,’ merkte Paardekooper op. De op dit moment laatste druk is de 26ste, volgens de website van de uitgeverij in november 2015 verschenen bij De Bezige Bij.

Frank van Dijl

Dit is het eerste deel van het vijfde verhaal van een serie over de brieven in Op weg naar het einde en Nader tot U. Op zondag 19 maart op Tzum het tweede deel.

Foto F.N. Broers / Anefo / Nationaal Archief (28 november 1963).

Deze essays worden, voorzien van voetnoten en personenregister, in gelimiteerde oplage in boekvorm uitgegeven naar ontwerp van Huug Schipper van Studio Tint. Reeds verschenen: ‘Ik zou erg graag iets goeds schrijven’. Over ‘Brief Uit Edinburgh’ en ‘Brief Uit Amsterdam’ (uitverkocht), ‘Niets onmenselijks acht ik mij vreemd’. Over ‘Brief uit Camden Town’ en ‘Brief uit Gosfield’ (uitverkocht) en Ik leef voor anderen, dat is beslist een feit’. Over ‘Brief Uit Schrijversland (Modern Toerisme)’ en ‘Brief In Een Fles Gevonden’, te bestellen bij Uitgeverij Fragment à € 17,50.

In voorbereiding: ‘Alles wat ik vertel, zal eenzaam moeten zijn’. Over ‘Brief Uit Huize Algra (De Landkruiser)’ en ‘Brief Uit Het Verleden’.