Het bedachte leven van Johannes Vermeer

Johannes Vermeer schilderde in 1656 De koppelaarster, een traditionele bordeelscène met een hoer, een hoerenmadam en een klant. Dit genre, dat was bedoeld als waarschuwing voor een zedeloos leven maar ook spannend was om naar te kijken, werd in de zeventiende eeuw veelvuldig geschilderd. Vaak is de figuur links op het schilderij beschouwd als een zelfportret van Vermeer. De tegendraadse Amerikaanse kunsthistoricus Benjamin Binstock gaat echter veel verder in zijn interpretatie van dit schilderij en veronderstelt dat de hoerenmadam de schoonmoeder van Vermeer is, de hoerenloper zijn zwager Willem en de prostituee Catharina Bolnes, zijn vrouw. Vermeer zelf kijkt toe,  de citerhals ter hoogte van zijn kruis suggereert seksuele opwinding. Allemaal nogal ver gezocht.

Matthias Rozemond, bekend als schrijver van diverse historische romans, neemt deze interpretatie van Binstock als uitgangspunt voor zijn nieuwste boek Melkmeisje. De vraag staat centraal waarom Vermeer De koppelaarster heeft geschilderd, dat in de Delftse gemeenschap een schandaal heeft veroorzaakt. Waarom heeft hij zich moedwillig zo in de nesten gewerkt? Rozemond vertelt het verhaal aan de hand van drie hoofdpersonen die om de beurt per hoofdstuk als verteller optreden. We maken kennis met de schilder Johannes, een typische kunstenaar met alle clichés die daarbij horen: verstrooid, wispelturig, sociaal onhandig, sullig, levend voor de kunst. Mateloos bewonderaar van zijn muze, de knappe Catharina: ‘Ik ben een gewillige dienaar van de schoonheid.’ De tweede verteller is Tanneke, de dienstbode die als model optreedt voor Het melkmeisje, het schilderij waarmee Vermeer zich wil revancheren. Het volkse karakter van Tanneke probeert Rozemond uit te beelden door haar allerlei populaire, hedendaagse woorden in de mond te leggen: ze is ‘snel overprikkeld’, Johannes noemt ze ‘een kwiebis’ en ‘een zachtgekookt ei’. Ze wordt ergens ‘kierewiet’ van, noemt schilders ‘rare snuiters’ en ziet mensen door de ramen ‘koekeloeren’. Ze slaat een voor die tijd veel te amicale toon aan tegen Vermeer, die uiteindelijk de schoonzoon van de vrouw des huizes is. Deze anachronismen bevorderen de authenticiteit van het zeventiende-eeuwse verhaal zeker niet. De derde persoon die aan het woord komt, is Vermeers vrouw Catharina Bolnes, die nog het best wordt uitgebeeld met haar zorgen, twijfels en de dubbelzinnige verhouding met haar broer Willem, ‘mijn redder en belager ineen’. Willem is een dronkaard met losse handen die meermaals aan de deur komt om amok te maken en de familie de stuipen op het lijf te jagen. Maar hij is ook de broer die haar tegen haar eveneens gewelddadige vader beschermde. ‘Zonder ook maar een woord van uitleg heeft mijn broer geleerd hoe je met kleineren, manipuleren, dreigen en meppen iemand afhankelijk kunt maken. Ik was een dankbaar slachtoffer.’

Het verhaal komt moeizaam op gang, er moeten veel feiten worden verteld en de hoofdfiguren blijven wat brave vertellers, maar gelukkig krijgt de roman in de tweede helft een schwung en psychologische lading die toch nog veel goed maken. Matthias Rozemond is een vaardig verteller.

Maar waarom dat merkwaardige mengsel van feiten en verzinsels waardoor je uiteindelijk een vertekend en mijn inziens volledig onjuist beeld krijgt van de Delftse meester-schilder en zijn familie? Er is weinig over het leven van Johannes Vermeer bekend en dat nodigt blijkbaar uit om dit tabula rasa met eigen verzinsels in te vullen. De Engelse criticus Simon Jenkins heeft naar aanleiding van een andere roman over Vermeer opgemerkt dat hij het betreurde dat in fictiewerken over historische personages geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen ‘intelligente deductie’ en ‘pure fantasie’. Probeer je met romantechnieken het leven van een kunstenaar te reconstrueren of gebruik je het personage als pion in je eigen plot? Melkmeisje valt duidelijk in de laatste categorie. Maar wat blijft er van het verhaal over als het niet over Vermeer zou gaan, maar over een verzonnen schilder als hoofdpersoon? Niet heel veel, ben ik bang.

Aart Aarsbergen

Matthias Rozemond – Melkmeisje. Luitingh-Sijthoff, Amsterdam. 236 blz. € 23,99.