Feit en fictie rond een vervalste Vermeer

Met Jeroen Windmeijers gevoel voor timing is niets mis. Zijn nieuwste thriller De vervalste Vermeer verschijnt in een jaar waarin er veel aandacht is voor deze oude meester. Dit natuurlijk vanwege de grote overzichtstentoonstelling in het Rijksmuseum, die al maanden stijf uitverkocht is. De vervalste Vermeer is maar een dun boekje. Het is een opmaat naar wat uiteindelijk een trilogie moet worden rond de beroemde schilder uit Delft, en waarvan het eerste ‘echte’ deel later dit jaar verschijnt. Een lekkermakertje dus. Eentje die naar meer smaakt.

Antropoloog Jeroen Windmeijer debuteerde in 2015 met Het Petrusmysterie en heeft zich sindsdien ontpopt tot de Dan Brown van de Lage Landen, die feit en fictie op een aansprekende manier weet te vermengen. Toevallig of niet, De vervalste Vermeer opent met een scène die doet denken aan de eerste pagina’s van Browns beroemdste boek The Da Vinci Code. In het Museum Valse Kunst in Vledder wordt ‘s nachts in een van de zalen een suppoost aangevallen en zwaargewond achtergelaten. Wanneer er hulp arriveert blijkt er een schilderij te zijn verdwenen. Het gaat om ‘Christus en de overspelige vrouw’: een van de beroemdste vervalsingen ter wereld, geschilderd door Han van Meegeren, die het door wilde laten gaan voor een echte Johannes Vermeer.

Vanaf dit punt springen we terug in de tijd, en dit zal vaker gebeuren in het boek. We gaan naar 1945. De oorlog is voorbij en Amerikaanse soldaten zijn op zoek naar door nazi’s geroofde kunstschatten. In het huis van de weduwe van Hermann Göring treffen ze een bijzonder schilderij aan. Het is een vroege Vermeer getiteld ‘Christus en de overspelige vrouw’. Er wordt onderzoek gedaan naar de herkomst van het werk en het spoor leidt al snel naar de Nederlandse Han van Meegeren. Die overigens ook in verband wordt gebracht met vijf andere schilderijen van Vermeer die jaren daarvoor op de markt waren gekomen. Omdat Van Meegeren niets wil zeggen wordt hij opgepakt en gevangengezet in het Huis van Bewaring. Na vele weken ondervraagd te zijn geeft Van Meegeren eindelijk openheid van zaken.

Hij leunde achterover, nam een haal en blies de rook uit in perfect ronde cirkeltjes, alsof hij met vrienden in een café zat. Hij tipte de askegel af op de tafel en veegde de as vervolgens op de grond. ‘Ik heb het zelf gedaan,’ sprak Van Meegeren toen. ‘Ik heb ze allemaal zelf geschilderd.’

Ondertussen gaat in Vledder anno nu het onderzoek door naar het verdwenen schilderij. Het boek heeft daar nog een plottwist in petto, en ook in het deel dat vlak na de oorlog speelt geeft Han van Meegeren op zijn sterfbed nog een wending aan het verhaal. Jeroen Windmeijer blijft in De vervalste Vermeer dicht bij de feiten. Vrijwel alles waar hij over schrijft is te checken, tot de namen van de oprichters van het museum in het Drentse Vledder aan toe. In de boeken die nog gaan verschijnen rond dit verhaal zal er waarschijnlijk meer ruimte zijn voor fictie, maar in dit boekje beperkt de schrijver zich tot de waargebeurde historische achtergrond van misschien wel de meest spraakmakende vervalsingszaak uit onze geschiedenis. Nog niet vreselijk spannend, maar wel interessant, soepel geschreven en nieuwsgierigmakend naar wat er nog volgt.

Jos Noorman

Jeroen Windmeijer – De vervalste Vermeer. Harper Collins, Amsterdam. 128 blz. € 10,00.