Pasfoto’s als puzzelstukjes

Pasfoto’s zijn kleine inkijkjes in de ziel. Soms vluchtig gemaakt, dan weer na uitgebreid geposeerd te hebben. De achtergrond doet er niet toe, die leidt ook niet af, het gezicht, de mimiek, de oogopslag, daar gaat het om. Hoe klein de foto ook is, er is iets uit af te lezen. Zeker als je een hele reeks pasfoto’s hebt van dezelfde persoon.

De Franse auteur Christophe Boltanski gaat in zijn laatste roman, De levens van Jacob, aan de hand van een album vol pasfoto’s van een voor hem onbekende man diens leven reconstrueren. Hij krijgt de opdracht van een filmproducente die het album vier jaar geleden op een vlooienmarkt gekocht had en er altijd al iets mee wilde doen. Of ze er een documentaire of film van wil maken, weet ze nog niet. Desnoods wordt het een boek. Hij gaat aan de slag met het verhaal achter de  369 fotootjes die in pashokjes op allerlei plekken gemaakt zijn en hij raakt steeds meer gefascineerd door de onbekende man.

Het verhaal haalt streken met je uit, het lijft je in en verslindt je soms met huid en haar. Zonder het te willen maak je er deel van uit, word je zelf een van de personages. Deze geschiedenis zou niet alleen bezit van me nemen maar me ook meeslepen in een lange reeks beproevingen.

Achter op een aantal foto’s staan namen van mensen en van plaatsen, in Italië, Frankrijk, Israël. Waren dat vrienden, logeerde hij daar? Ergens op een foto staat hij met een El Al-uniform, dat geeft houvast, maar ook ruimte tot speculatie. Werkte hij als piloot en was het voor de burgerluchtvaart of voor de krijgsmacht? Of was hij misschien zelfs een spion? Hoe minder hij weet, hoe meer de schrijver gaat fantaseren en invullen. Maar die ruimte wordt steeds kleiner, zeker als hij achter de naam van de man komt: Jacob B’chiri.

Deze B’chiri gaat steeds meer leven voor Boltanski en hij spreekt hem dan ook aan met ‘je’, alsof Jacob erbij is. ‘Het is warm want het is nog zomer. Je zult je witte overhemd wel aanhebben, en je Ray-Ban op. Je zou bijna kunnen doorgaan voor een Italiaan. Je bent nooit echt waar je je voor uitgeeft.’

Ongrijpbaar dus, een uitdaging om te achterhalen wie en wat deze Jacob bewoog of beweegt, want misschien leeft hij nog. Boltanski reist de plekken die achterop de foto’s staan na om meer over Jacob te weten te komen, maar nergens krijgt hij antwoord. Dan keert hij terug naar Parijs omdat het album tenslotte daar gevonden is op een rommelmarkt. De thuisstad van het album blijkt ook de thuisstad van Jacob te zijn.

Door het jij-perspectief, tenminste, door Jacob als personage op te voeren en aan te spreken, komt hij ook voor de lezer dichterbij. Het is een levendige manier van vertellen, niet over iemand, maar met iemand, alsof Boltanski een beeld uit hout of marmer aan het beitelen is. De fotootjes zijn letterlijk de puzzelstukjes van Jacobs leven en steeds komt de vraag naar boven waarom iemand zichzelf zo vaak en vanuit zoveel verschillende plekken wil vastleggen? Om grip te krijgen op zijn leven, om een spoor achter te laten, om überhaupt iets achter te laten?

Boltanski weeft de losse eindjes die hij vindt knap aan elkaar, waarbij langzaam het hele beeld ontstaat. Net als in zijn vorige boek De voyeur haalt hij ook deze keer iemand uit het verleden naar de voorgrond en maakt hij van al die 369 gezichten één gezicht, met een karakter, een geschiedenis, een baan, kortom, met een leven.

Arjen van Meijgaard

Christophe Boltanski – De levens van Jacob. Vertaald door Prescilla van Zoest. Cossee, Amsterdam. 208 blz. € 22,99.