Het hotel lag diep verborgen in het bos. In het donker navigeerden we over het landgoed en kwamen uit bij de achterdeur. Het was al laat, er was geen ziel meer te bekennen. Op de nachtportier na, een magere man met een groot voorhoofd en grijs haar. Mild glimlachend heette hij ons welkom. Het tijdstip was geen enkel probleem. ‘Laatst hebben we een dode gevonden in één van de kamers,’ zei hij. Ter geruststelling, dat was niet in onze kamer.