We zijn weer thuis

Het verheerlijken van je kinderjaren is geen erg constructieve bezigheid, want het verleden keert nu eenmaal nooit terug en op je geheugen kun je ook al niet vertrouwen. Olivier Willemsen schrijft in zijn roman Terug op de achterbank over een (ook Olivier hetende) veertiger die er door zijn vrouw uit is gegooid en op aanraden van een vriendin nog maar eens de zomervakantie met zijn oude ouders doorbrengt. Brave mensen, daar niet van, maar lieve hemel.

De ontheemde veertiger weet het even ook niet meer, dus gaat, hoe kan het ook anders, meteen aan de drank en de pizza in een vervuild appartement. In zulke situaties moet er een altoos verstandige vrouw aan te pas komen om de sukkel te wijzen op de juiste koers, in dit geval nog één keertje met paps en mams mee naar Frankrijk. Zijn ex had hem al een moederszoontje genoemd en niet ten onrechte. Hij leefde in haar huis, reed in een door haar betaalde auto en liet zich ook nog in alles door haar verzorgen.

‘Mama waarschuwde me al dat ik moet oppassen voor een zonnesteek.’
‘Ah, je hebt je moeder ook al gebeld. Ik doe nog even wat boodschappen en dan kom ik je halen.’
[…]
Hoofdschuddend was Anna de auto uitgestapt. Ze had een flesje koude cola voor me meegenomen. En een klein blikje medelijden.
‘Heel volwassen allemaal weer, hoor,’ zei ze.
Ik legde mijn fiets achterin bij de boodschappen, trok een zak chips open en ging naast haar zitten.
‘Wat eten we vanavond?’

Eenmaal weer bij zijn ouders, vervallen ze alledrie meteen in oude gewoonten. De veertiger wordt consequent Kokindje genoemd, naar het slijmerige dropje, en krijgt kinderklusjes toegeschoven. Daarbij zijn de ouders, gevorderde zeventigers, mensen uit een andere tijd, die voor hedendaagse oren permanent oubollige opmerkingen maken, onbeholpen omgaan met moderne technieken en nota bene tevreden zijn met wel dertig jaar oude spullen en vondsten van de rommelmarkt. Dat laatste zou je overigens ook bijdetijds kunnen noemen, want heel duurzaam en dus ecologisch verantwoord. Maar zo is het hier duidelijk niet bedoeld.

Het lijkt wel of Willemsen een verzameling persoonlijke irritaties over oudemensengedrag heeft aangelegd, want Terug op de achterbank is één lange opvoering van gebeurtenisjes waartegen de onbenullige, gedateerde levensstijl van de ouwelui goed uitkomt. Dat is door anderen op beslist intrigerender wijze gedaan. En dan hoef je nog niet eens aan De avonden te denken. Ook het in 2021 voor het eerst in het Nederlands uitgebrachte Twee weken weg van R.C. Sherriff, geschreven in 1931, biedt op dit gebied al heel wat meer dan deze wat gemakzuchtig ogende kleine roman.

Al snel vraag je je af in welke tijd Willemsens roman speelt. Vader neemt zowaar een wereldontvanger mee op vakantie, maar even later is er dan weer sprake van een iPad, wordt er gevideobeld en gewordfeud, dus zullen het toch wel deze jaren zijn. Is het allemaal alleen maar lollig bedoeld of wil Willemsen ook nog wat meer vertellen dan dat de opgevoerde paps en mams deerniswekkende provinciaaltjes op leeftijd zijn?

Natuurlijk kun je gedragingen (flink) uitvergroten om ergens je punt te maken, maar bladzijden vol van deze wel erg voor de hand liggende observaties maken Terug op de achterbank triviaal en soms ronduit melig. Daar helpen ook de bordeelhoudende oom en tante en de seksuele nood van de veertiger niet tegen. Dat de uithuisgegooide niet zonder reden op straat kwam te staan, maakt de slotzin trefzeker duidelijk.

André Keikes

Olivier Willemsen – Terug op de achterbank. De Harmonie, Amsterdam. 160 blz. € 20.