Wat is dit toch een klucht

Omdat mijn zomervakantieverblijf zich vlakbij de begraafplaats Oud Eik en Duinen bevindt, kom ik daar jaarlijks minimaal één keer. Als het snikheet is – die zomers hebben we ook gehad – dan kun je goed vertoeven onder de bomen. Ik groet altijd Louis Couperus, en sinds enige tijd ook Jonkheer Ram, nu ik weet waar hij ligt en meestal neem ik nog een paar schrijvers mee op de wandeling. Bordewijk, Voskuil, Ter Braak, Van Zeggelen. Er is ook een Nieuw Eykenduinen (dat merkwaardig genoeg een soort oude spelling heeft en voor Oud Eik en Duinen ligt, dichter bij het centrum van Den Haag), maar daar voel ik me nooit zo thuis: een rare oprijlaan, een systeem dat ik niet snap, te weinig schrijvers (maar wel Willem Kloos en Simon Vestdijk).

Op beide begraafplaatsen komen nog nieuwe graven en worden oude geruimd. In Windstilte, verschenen in de mooie wandelreeks van Van Oorschot, is Inge Schilperoord geen funerair toerist. Haar oma, Tuf genoemd, ligt daar, ouder dan een eeuw geworden. Voor Schilperoord was Tuf een belangrijke figuur in haar ontwikkeling. Dat heeft ook met taal en literatuur te maken, omdat haar oma een van de eersten was die het schrijftalent van Schilperoord stimuleerde. Zij las vroege probeersels, de pubergedichten en belangrijker: ze reageerde erop. Dat blijkt als Schilperoord op school een gedicht schrijft over haar vriendin Marre, een liefde die verborgen moest blijven en door Marre verloochend werd. Tuf leest het gedicht en ziet de kern ervan:

‘Ik vind het mooi,’ zei ze, ‘dat het lijkt alsof het gaat over iemand die je kent maar je schrijft over veel meer dan dat. Over liefde.’

Daar waar de late coming-out bij haar ouders slecht verloopt, vindt de jonge schrijfster begrip bij Tuf. Niet alleen in haar ontwikkeling als schrijfster, maar ook in haar ontwikkeling als mens is Tuf dus belangrijk voor Schilperoord. En dan is het lastig om de juiste woorden te vinden:

Hier op Oud Eik en Duinen merkte ik voor het eerst dat het schrijven zich ook tegen me kon keren. Het was altijd mijn manier om orde op te leggen aan een wereld die me beangstigde en waarin ik niet kon doordringen. Maar nu lukte het mij niet om met de taal mijn Tuf op te roepen.

Toch is dat met Windstilte uiteindelijk wel gelukt: een amalgaan van herinneringen en passages vol zelfinzicht. Ontroerend en relativerend zijn de laatste woorden van Tuf. Enkele uren voordat ze sterft, zegt ze op een helder moment: ‘Tjonge jonge. Wat is dit toch een klucht…’

Waar Schilperoord eerst een zekere schroom had om de begraafplaats te bezoeken, en later moeite moest doen om het graf te vinden, is ze nu een regelmatige wandelaar die de sectoren en de paden van de begraafplaats kent. Windstilte is een mooi portret en een zelfportret ineen.

Coen Peppelenbos

Inge Schilperoord – Windstilte. Van Oorschot, Amsterdam. 64 blz. € 13,50.