Sadisme in een kostschool

De verwarring van een jonge Törless is de debuutroman uit 1906 van Robert Musil (1880–1942) – bewoner van het literaire pantheon vanwege zijn monumentale De man zonder eigenschappen. Voor Koppernik heeft Jan Sietsma een nieuwe en frisse vertaling gemaakt van dit boeiende, maar ook raadselachtige en complexe boek. De roman is filosofisch van aard en concentreert zich niet enkel op gebeurtenissen maar meer nog op de gevoels- en gedachtewereld van het hoofdpersonage.

In een kostschool in de Oostenrijks-Hongaarse Dubbelmonarchie worden de zonen van de beste families klaargestoomd om universitaire studies aan te vangen of om in militaire of staatsdienst te treden. Al bij aanvang van de roman gebruikt Musil een woordenschat die het duistere en grimmige van het instituut benadrukt. De sfeer wordt getypeerd als ‘dreigende, doffe melancholie’ of als ‘vreselijke onverschilligheid’. Törless sluit vriendschap met twee medeleerlingen, Beineberg en Reiting, omdat hun ‘wildheid’, ‘ruwheid’ en ‘mannelijkheid’ hem imponeren. Beide vrienden hebben het gemunt op een minder sterke leerling, Basini. Na een diefstal vinden de twee dat Basini straf verdient en daarom wordt hij het slachtoffer van sadistische spelletjes die een homo-erotische inslag hebben. Törless’ positie is dubbelzinnig: enerzijds wil hij zijn vrienden niet ontrouw zijn en houdt hij het moreel juiste voor ogen, anderzijds heeft hij een genegenheid voor Basani die zinnelijk van aard is en die gepaard gaat met een fascinatie voor geweld. Törless doet niet mee aan het misbruik maar kijkt toe en keurt het meestal goed. Hij wil niet bij de andere twee achterblijven en zal Basini, ook op diens uitdrukkelijke verzoek, niet helpen. De barbarij blijft bestaan.

Voor de lezer is het niet altijd duidelijk wat Törless bedoelt met zijn abstracte redeneringen over gevoelens, verlangens en ideeën. Aan het einde van de roman begrijpt ook de directeur zijn leerling niet en vraagt hij of Törless zich duidelijker kan uitdrukken. Törless heeft namelijk bepaalde gevoelens en opvattingen die Musil nooit echt duidelijk vastpint maar altijd blijft omcirkelen. Hij ervaart het leven als zinloos maar hij voelt meer dan dat. Het hangt samen met een dualistische kijk op de werkelijkheid waarbij het wetenschappelijke wordt gescheiden van iets dat abstracter is – dat abstractere wordt dikwijls aangeduid als de ziel. Het is dan ook wellicht niet toevallig dat Törless via zijn leraar wiskunde in contact komt met het werk van Immanuel Kant, een filosoof die een duidelijk onderscheid maakte tussen wat wetenschappelijk kan worden gekend en wat daarbuiten ligt. Dikwijls, echter, lijkt er ook sprake van een onvergelijkbaarheid tussen het beleven en begrijpen, waarbij het beleven nooit met het begrijpen gevat kan worden en het subjectieve aan belang wint. Een soort existentialisme avant la lettre.

Er is veel geschreven over De verwarring van de jonge Törless. Een klassieke interpretatie is dat het besloten systeem van de tuchtschool en het sadistische misbruik binnen haar muren een profetische vooruitblik is op de Eerste Wereldoorlog en het nazisme. Vandaar de klemtoon op de ‘ruwheid’ en de ‘mannelijkheid’ van Beineberg en Reiting die de zwakkere systematisch kwellen, vernederen en misbruiken. Er is ook sprake van een afzetten tegen de burgerlijke wereld. Törless voelt zich tussen twee werelden verscheurd: de burgerlijke wereld van de vastheid en de regelmaat en ‘een buitenissige wereld, vol duisternis, geheimen, bloed en onvermoede verrassingen.’ Maar uiteraard kan De verwarring van een jonge Törless ook gewoon worden gelezen als een – ietwat bizarre – ontwikkeling van pubers die op zoek zijn naar zichzelf en de wijze waarop ze zich moeten verhouden tot anderen. De homo-erotische wellust en het seksuele ontwaken kan dan gezien worden als gevolg van de bijzondere omstandigheden op een kostschool.

Kris Velter

Robert Musil – De verwarring van een jonge Törless. Vertaald uit het Duits door Jan Sietsma. Koppernik, Amsterdam. 232 blz. € 22,50.