100 klimtrajecten in kaart gebracht met beschrijvingen

Niet-fietsers (in de sportieve zin van het woord) hoeven niet verder te lezen. Het Vlaams toppenboek voor de fiets is voor hen niet interessant omdat het is wat de titel belooft: een overzicht van 100 beklimmingen in Vlaanderen. Overigens is het helemaal niet zo nieuw, want dit boek is een update van de vorige uitgave, die van 2010 dateert. Wie die nog heeft liggen, hoeft echt niet naar de boekhandel te rennen, want zoveel is er niet veranderd.

In tegenstelling tot wat namen als ‘de Koppenberg’ laten vermoeden, heeft Vlaanderen natuurlijk geen echte bergen. Meestal gaat het om nijdige, steile kuitenbijters die nooit echt lang zijn, maar er na een tijdje wel beginnen in te hakken. Daarbij komt nog de vaak lamentabele staat van het wegdek, zeker als dat bestaat uit de beruchte ‘kinderkopjes’: schots en scheef gelegde, flink opbollende kasseien die je fiets alle richtingen uit laten stuiteren.

Luc Verdoodt maakte een rangschikking van de honderd interessantste exemplaren. Hij hanteerde daarvoor een specifieke formule, die rekening houdt met de gemiddelde stijgingsgraad, de lengte, de maximale stijging, de staat van het wegdek, het koershistorisch belang en tot slot wat hij de ‘Ventouxfactor’ noemt, zeg maar het unieke karakter van een bepaalde klimming in de streek. Zo’n formule is natuurlijk per definitie onvolmaakt omdat je onmogelijk rekening kunt houden met alle omgevingsfactoren. Het gevolg is dat sommige beklimmingen naar mijn gevoel te hoog of net te laag zijn gerangschikt. Dat geldt bijvoorbeeld zeker voor de Paterberg, die pas op de drieëndertigste plaats staat omdat de aanloop naar de beklimming niet in overweging wordt genomen in de formule – wat die klim extra zwaar maakt, is dat je er na een haakse bocht op draait en dus haast vanuit stilstand steil omhoog moet – en omdat de staat van het wegdek wellicht wat te licht weegt in de formule.

Eigenlijk is dit ook niet echt een ‘Vlaams’ toppenboek. Vlaanderen is immers grotendeels vlak, en de grote meerderheid van de beklimmingen in dit boek liggen in een van de vier uithoeken die tegen Wallonië of Frankrijk aan schurken: de Westhoek, de Vlaamse Ardennen (onder meer bekend van de Ronde van Vlaanderen), de Voerstreek en het zuiden van Vlaams-Brabant. De provincie Antwerpen komt bijvoorbeeld amper aan bod, op twee deerniswekkende kneusjes na die je nauwelijks beklimmingen kunt noemen. Hoe lager je in de rangschikking zakt, hoe minder interessant het wordt. Een fietsfanaat kan zich gerust een weekend amuseren in de Vlaamse Ardennen, maar pukkels als de Sparrenlaan in Grimbergen (94) of de Heistse Berg (99) zijn geen omweg waard.

Rest dus nog de vraag of de Nederlandse wielertoerist iets aan dit boek heeft. Wie graag wat koersgeschiedenis meepikt, zal er wel met plezier in kunnen bladeren, maar wie echt wil gaan fietsen, heeft er waarschijnlijk minder aan. Het zou dan handiger zijn geweest om de beklimmingen per regio te bundelen, het liefst in de vorm van een aantal routes. Bovendien zou een Belgisch toppenboek dan aantrekkelijker zijn. Zo’n overzicht bestaat, de zogenaamde Encyclopedie Cotacol, maar die is niet meer in druk verkrijgbaar. Jammer, want de meeste Nederlandse wielertoeristen die België aandoen, zoeken om begrijpelijke redenen de Ardennen op. Daar wachten immers beklimmingen als de côte de la Redoute, de col de Stockeu, de col du Rosier en nog een reeks pittige heuvels waarbij hun Vlaamse evenknieën plots verbleken. Wie ooit de muur van Hoei heeft bedwongen, hoeft bijvoorbeeld echt niet meer bang te zijn voor de muur van Geraardsbergen – weliswaar op nummer twee gerangschikt in het Vlaams toppenboek voor de fiets, maar véél minder zwaar.

Daan Pieters

Luc Verdoodt – Vlaams toppenboek voor de fiets. Vrijdag, Antwerpen. 224 blz. € 23,50.