Vreemde figuren, geheime trappen, verboden manuscripten

De naam van de roos van Umberto Eco staat, ik heb het even nagekeken, al 31 jaar ongelezen in mijn boekenkast. Ik beken het met enige schaamte, omdat iemand die letterkunde heeft gestudeerd zou moeten smullen van deze in de veertiende eeuw spelende misdaadroman binnen een kloosterbibliotheek. De franciscaner monnik William van Baskerville en zijn jonge helper Adson komen in een abdij vol vreemde figuren, geheime trappen, verboden manuscripten, een labyrint en krijgen dan ook nog eens te maken met moord. Tegen de achtergrond van een machtsstrijd binnen de kerk lees je deze roman van Eco, waarbij de hoofdpersonen als een detective en zijn hulpje fungeren.

Je zou niet meteen verwachten dat Milo Manara, vooral bekend van zijn soft pornografische werk, dit boek zou oppakken. Zijn verstripping van Gullivers reizen heeft een Lolita-achtig meisje als hoofdpersoon die half of helemaal naakt ongeveer hetzelfde beleeft als de originele Gulliver, maar dan met een erotische laag. Ook in zijn strip over het leven van de schilder Caravaggio komen nogal vaak schaars geklede vrouwen en meisjes langs, terwijl de voorkeur van de schilder niet naar het andere geslacht leek uit te gaan. Je begint dus met lichte huiver aan deze strip vanwege die achtergrond, en ook hier zal Manara een naakte vrouw tekenen zodra hij kan, maar je wordt ook al snel gewonnen door de enorme virtuoze tekeningen die Manara ook kan maken.

Vooral in het tekenen van grote monumentale ruimtes, meestal grootser dan ze in werkelijkheid geweest zouden zijn, is hij een meester: een gigantische keuken, een abdijinterieur, het scriptorium, de lezer staat net zo versteld als de hoofdpersonen wanneer die voor het eerst die ruimtes betreden.

Voordat je het verhaal gaat lezen moet je wel door behoorlijk wat geschiedkundige tekst heen met behoorlijk wat namen en referenties die je ook meteen weer vergeet, daar zit de kracht van deze vertelling niet.

Manara blinkt ook uit in het tekenen van karakterkoppen. William van Baskerville heeft echt een filmsterrenkop (een jonge Marlon Brando, heel wat anders dan Sean Connery die deze rol in de verfilming van de roman had) en Adson blijft de onschuldige blik van een jongen behouden. Daarnaast heeft Manara zich kunnen uitleven in de lelijke koppen. Het valt zo op, omdat in veel moderne graphic novels de tekeningen zo rudimentair zijn, dat je de personages eerder aan de kleren dan aan de koppen herkent. Bij Manara is er geen vergissing mogelijk.

Dit eerste deel eindigt met drie pagina’s waarin Adson verleid wordt door een wellustige jonge vrouw die zich gewillig voor hem uitkleedt. Of de duivel de jonge monnik aan het uittesten is weten we pas als deel twee uitkomt. Ondanks deze uitgesponnen scène, de bijna tachtigjarige tekenaar kan zich weer verlekkeren aan deze ontkleding, toont deze strip vooral waartoe Manara nog meer toe in staat is.

Coen Peppelenbos

Umberto Eco & Milo Manara – De naam van de roos (deel 1). Vertaald door Pietha de Voogd. Prometheus, Amsterdam. 74 blz. € 24,99.