Met donker gebeitste, diep dooraderde, zeldzaam sterke wortelnotenhouten krukassen lieren we onszelf omhoog, tot voorbij de boomgrens als het moet. Dan hoor je ons bijna niet. Het schreeuwen van het lichaam gaat achter de huig gesmoord in diep versleten berglucht. We zijn half mens, half fiets. Als we dalen, dan dansen we met de zwaartekracht en zingen onze spaken mee. Wij kennen geen angst, we weten precies wat we doen. Zo suizen wij ongenaakbaar voorbij. Het leven ruist van kwaliteit.