De waarde van nutteloosheid

Elke avond maak ik dezelfde wandeling in mijn thuissstad Tielt. Dezelfde, want, zo zegt men, rituelen zijn belangrijk voor het slapengaan. Elke avond zie ik dus deze brievenbus. Symbolischer kan het niet: ze staat scheef, alsof ze, omdat waarschijnlijk amper iemand ze nog gebruikt, weet dat ze niet langer nut heeft.

Heimwee. Dat heb ik naar de tijd toen het woord nog geduldig was en we leerden te wachten om nieuws van iemand of iets te vernemen. Kilo’s brieven heb ik geschreven. Met een jongen, Dries, op wie ik als tiener verliefd was, maar onze ‘relatie’ bestond alleen maar uit een briefwisseling. Ik had hem leren kennen toen ik als veertienjarige op kamp ging naar Zwitserland met de Christelijke Mutualiteit – voor de Nederlanders onder ons: een duur woord voor ‘ziekenkas’. We gaven elkaar tussen twee bergen een kuise kus en wat volgde, waren twee jaar waarin we elkaar elke week een brief schreven. Het wachten, het smachten: wat wens ik jongeren vandaag toe dat ze dat gevoel zouden kennen. Alles is vandaag instant. Instagram, instaliefde, instanieuws – insta, insta, insta!

Ik weet het. Ik ben ouderwets. Geboren met een grote hang naar nostalgie en de overtuiging dat vroeger zoveel dingen beter waren. Een oude geest in een jong lichaam, zo werd me al vaak verteld. Geduld is een schone deugd maar wachten is een bezigheid die aan het uitsterven is. Vroeger was het wel degelijk een bezigheid: je zat te wachten in het station tot de trein kwam en er was niets anders te doen dan dat – of je las een boek, of je maakte een praatje met een van je medereizigers. Nu: oortjes in, de app checken en op sociale media klagen dat de trein vertraging heeft.

Over oortjes gesproken. Als je een liedje wilt horen, tokkel je de titel gewoon in op je smartphone. Vroeger moest je wachten tot het op de radio passeerde. Als je op tijd was, kon je het opnemen, en je hoopte vurig dat de presentator zijn mond hielde tijdens intro en outro zodat het leek alsof je het liedje aangekocht had. Uren heb ik me daarmee beziggehouden: op zaterdagochtend de Top 30 op Radio 2 opnemen en dolgelukkig zijn met het resultaat, en een kopie sturen naar mijn vriendin die een jaar naar Peru was getrokken. Opnieuw: wachten om te weten wat zij van de nieuwe nummer 1 vond. Pas tijdens mijn eerste jaar aan de universiteit was het net die vriendin die een e-mailadres voor me aanmaakte. Ik moet lachen om wat ik toen vroeg: of ik, om die mails te lezen, steeds op dezelfde computer moest inloggen.

Vanavond maak ik weer mijn wandeling. Misschien staat de brievenbus weer recht. Misschien ook niet. Maar voor mij mag ze nog lang blijven doen wat ze doet: bijna compleet nutteloos zijn en net daarom zo waardevol.

Ann De Craemer