Sarah

Mijn poes Sarah was liever thuis gebleven, toen ik mijn nieuwe mast met de Argos bij meester mastenmaker Piet Blauw in Stavoren ging ophalen, maar ze kwam ’s nachts toch lief en warm in mijn knieholten slapen. Ze was een prachtige Bengaalse tijger, die ik op haar zwijgend aandringen in het donker van de avond vrij liet passagieren op de wal. Riskant, ik wist het, maar ik kon geen weerstand bieden aan haar grote grijze ogen die, nadat de duisternis was ingetreden, smachtend opkeken naar de gesloten kajuitluikjes.
        En het was tot dan toe goed gegaan, onderweg in de Sixhaven te Amsterdam en de Buyshaven in Enkhuizen, maar ook in de vier dagen dat wij na het plaatsen van de mast in de oude haven van Stavoren verwaaid lagen.

                                                *

Geheel conform de Wet van Murphy evenwel, die vrij vertaald luidt: ‘Het gaat goed, zolang het goed gaat, maar als het fout kan gaan, dan gaat het op een keer ook goed fout ook’, verdronk mijn Sarah op 20 juli 2023 in de jachthaven te Lemmer, vermoedelijk doordat ze na haar sprong van de steiger terug aan dek weggegleden is in de cirkels elektriciteitskabel voor de walstroom, die ik op het voordek had laten liggen, hoewel ik die gewoonlijk netjes opgerold in de kuip legde.

Had ik dit ongeluk kunnen voorzien?
        Het antwoord op deze vraag is een berouwvol ja, want Murphy en zijn onomstotelijke wet is op ieder zeiljacht continu aanwezig. Een lijntje dat verkeerd loopt zal vroeg of laat klem slaan en een ontbrekend borgringetje voor het topwant kan het schip doen vergaan.

                                                *

Drie dagen aan boord wijnbeneveld wachten, bellen met de Dierenbescherming van Lemmer en diverse andere instanties, brachten Sarah niet terug. Keer op keer het gehele terrein van de jachthaven afspeuren, in het besef dat ik maar wat zinloos liep te hopen, evenmin.
        En zo vertrok de Argos op zondag 23 juli, geheel alleen, met mij in diepe treurnis aan boord, vanuit Lemmer naar Urk, in een windverwachting ZW 3 tot 4 Bft, met als toevoeging, verstrekt op marifoonkanaal 1, door de Centrale Meldpost IJsselmeer: ‘af en toe 5’.

                                                *

Voor een schip als de Argos, een Koopmans van 32 voet, is een wind 5 Bft op het IJsselmeer geen enkel probleem, maar bij vertrek stond er direct al 5 tot 6, te oordelen aan de zich in alle richtingen bewegende witte rollers.
        Onder dergelijke omstandigheden wil eigenlijk geen enkele jachtschipper op het water zijn. Er ging mij op dat moment een antwoord door het hoofd dat de Engelse kustwacht eens doorgaf aan een in paniek verkerende zeiler, die klaagde dat de weather forecast voor die dag 4 to 5 Bft, had doorgegeven, maar dat het nu 8 waaide; een antwoord dat over de marifoon droog en windstil luidde: ‘We can’t give you any guarantees, sir.’

Bestudering van de kaart richting Urk had een koers pal ZW aangegeven, die ik ongeveer gedurende een mijl of zeven niet anders dan op de motor kon varen, maar dat er bij de boei RHA een knik in de route kwam van ongeveer 40 graden Oost, voldoende om een deel van mijn genua uit te rollen en het schip zo in een stabielere beweging te brengen, met meer snelheid en druk op de golven.

En voorwaar, met een derde ongeveer van het voorzeil uitgevierd, werd de boot door de wind direct gegrepen en regelmatig schroevend in de golven gezet, die echter steeds wilder en hoger werden. Er waren momenten dat de Argos hoog uit het water rees om daarna niet met een sidderende dreun in het golfdal neer te beuken (het zogeheten ‘paaltjes pikken’) maar door zijn vorm als S-spant sierlijk terugzakte in de turbulentie van de gekuifde en ruisende woestheid, weliswaar gevolgd door een gordijn van buiswater.

Het log gaf aan dat ik af en toe bijna mijn rompsnelheid bereikte van 7.5 knoop. ‘This was grand sailing’, zou Joshua Slocum nu verzuchten, waarbij ik mij tevens de zin uit een van mijn zeilboeken herinnerde: Six is the yachtsman’s storm.

                                                *

Geleidelijk trok de wind aan tot Bft 7.
        Tot er plotseling een siddering door het schip ging, begeleid door een doffe knal, waarbij bleek dat het voorstag, met het genua profiel, inclusief het zware roestvrij stalen beslag, door Murphy geheel uit de boegbalk was getrokken en nu buiten de boot in het zwerk zwaaide.

Onmiddellijke mastbreuk zou nu, zonder voorstag, volgen, ware het niet dat ik ooit, in een voorzienig moment een borgpen door de mastkoker had aangebracht, ter hoogte van de mastvoet, waardoor mijn mooie nieuwe mast van prachtig vormvast Oregon Pine in positie bleef.

Maar toen het uitgerolde deel van mijn genua in de storm aan flarden klapperde en de Argos ondanks de bijgezette motor nauwelijks nog te beheersen viel, raakte mijn brein vreemd genoeg niet beheerst door de angst voor nog meer schade of zelfs een fatale afloop, maar door de gedachte: ‘Gelukkig hoeft Sarah dit niet meer mee te maken.’

L.H. Wiener