Vijf rolkoffers vol dichtbundels

De poëziebloemlezing Voor alle dagen. Honderd-nog-wat gedichten zonder gelegenheid werd geboren op Instagram. Samenstellers Stefanie Liebreks, Joost Oomen en Yentl van Stokkum, de eerste literair redacteur en de laatste twee zelf dichter, hadden in de coronaperiode behoefte aan poëzie, optredens, contact met lezers en ‘de kans om verrast te worden door een nieuw gedicht op een verder heel gewone dag’. Ze verenigden zich in januari 2021 in het Instagramaccount @poezieiseendaad en begonnen elke dag een bestaand gedicht te publiceren, dat ze overnamen uit een bundel of een tijdschrift. Inmiddels volgen bijna 20.000 mensen @poezieiseendaad.

‘Poëzie is een toekomst’, dichtte Remco Campert in zijn klassieke gedicht ‘Poëzie is een daad’. Van Stokkum, Oomen en Liebreks noemen het ‘de wereld in willen’. Ze willen de gedichten die ze ontdekten tijdens de dagelijkse selectie voor hun Instagram-account op papier delen. Ze kozen uit ‘vijf rolkoffers vol dichtbundels’ niet voor canonieke of ceremoniële gedichten, en ook niet voor ‘het beste’ gedicht van een dichter of het meest exemplarische uit een bundel. Ze kozen gedichten uit die aanzetten tot nog een gedicht willen lezen, ‘en nog een’,  ‘en nog een’,  ‘en nog een’.

Het feit dat de samenstellers hun selectie in 24 thematische afdelingen presenteren met enigszins melige titels als ‘voor als je je verveelt’, ‘voor als je opziet tegen het familiediner’, ‘voor als het journaal weer om te janken is’ en ‘ voor die eerste dag dat het naar lente ruikt’ lijkt in tegenspraak met de opzet van de bundel – poëzie voor alle dagen – en het motto dat afkomstig is uit ‘Ter gelegenheid van de poëzie’ van Lieke Marsman:

Er was niemand jarig, er was niemand dood.
Het gedicht zelf was de reden.

De meligheid van de titels, waarschijnlijk bedoeld als speelse laagdrempeligheid, is echter misleidend en de thematische indeling is niet flauw, zoals de titels misschien suggereren, maar biedt de samenstellers een mooie gelegenheid te laten zien wat poëzie is, vooral hoe veelzijdig zij is, en vermag. De korte inleidingen die na de flauwe titels volgen zijn heel goed en de gekozen gedichten over het algemeen ijzersterk en verrassend. Ze smaken inderdaad steeds naar meer, zoals de inleiding beloofde. Ik heb er vier lievelingsgedichten bij, en dat overkomt me niet na het lezen van elke bloemlezing.

Ook het motto is goed gekozen. Na het begin dicht Marsman verder:

Als we zeggen: de mensen lezen
geen poëzie meer, wat bedoelen we?

We bedoelen dat ze niet langer voelen.
Allemaal cursussen om iets te worden,

maar niemand doorvoelt wat hij is.
Aan het eind van een gedicht ben je niet langer verloren.

De stekels van schaamte trekken zich terug.
Het leven is een leven lang zoeken naar metaforen

als het afstellen van een autoradio
op een landweg ruis van onbekende stemmen

Van gedichten lezen word je (gelukkig!) niets, maar lezen, associëren, je laten verrassen en denken over taal en betekenis levert wel iets op. En dat daar – binnen en buiten het boek – behoefte aan is, laat het grote aantal volgers van @poezieiseendaad zien.

Wat ook sterk is aan Voor alle dagen is dat Oomen, Liebreks en Van Stokkum er niet voor terugschrikken hun bloemlezing poëticaal te beginnen. In de eerste afdeling (‘voor als je eerst een kleine rondleiding wilt‘) leggen ze uit wat poëzie kan zijn – een huis met vele kamers, maar ook een komkommerkas of een partytent – en wat gedichten kunnen bewerkstelligen: ze kunnen je laten toveren, maar ze zorgen er niet voor dat je je laptop terugkrijgt.

De bundel opent met ‘Doe die deur open’ van Gerrit Kouwenaar, een gedicht met veel herhaling en beginrijm dat de lezer in de gebiedende wijs aanspreekt en eindigt met een fijne paradox. ‘Geef mijn zus haar MacBook terug’ is de titel van een vertaald gedicht van Frank Báez, een dichter uit de Dominicaanse Republiek.

Ik weet dat we niet in Portland zijn
en dat de poëzie mijn zus
niet haar MacBook zal terugbrengen.
Nog eerder stuit een Dominicaanse archeologe
Op Cleopatra in Alexandrië
dan mijn zus op haar laptop.

Dat kan poëzie dan weer niet, zorgen dat je zus haar gejatte MacBook terugkrijgt. Het ‘postjournaalgevoel’ bestrijden kan wel met gedichten. Als de afgemeten taal van de nieuwslezer je met gevoelens van nietigheid, onrust of woede heeft achtergelaten, lees dan eens een gedicht van Sonja Prins, die zich al heel vroeg bewust was van de vernietiging van de natuur. Of ‘Gast’ van Mischa Andriessen, één van mijn vier nieuwe lievelingsgedichten, waarin een ongenode gast de bewoners uit hun huis jaagt. Regel voor regel neemt hun ongeluk toe tot ze zover zijn dat ze het huis van anderen zouden kunnen innemen.

We stonden voor andermans raam
droomden van een haard; een vonk
die achteloos op het kleed landt.

Misschien zijn de verdrevenen inmiddels zo wanhopig dat ze andermans huis willen afbranden. Qua themathiek sluit dit gedicht goed aan bij de De ontelbaren van Elvis Peeters. In deze roman worden de oorspronkelijke bewoners van een West-Europees dorp verjaagd door vluchtelingen die onderdak zoeken.

Dat Stefanie Liebreks, Joost Oomen en Yentl van Stokkum echte poëzieliefhebbers zijn, blijkt niet alleen uit hun drang zoveel mogelijk lezers te bereiken met prachtige gedichten maar ook uit de verzorgde verantwoording en index waarin op te zoeken is uit welke bundels de gekozen gedichten afkomstig zijn en waar je welke dichter kunt vinden.

Voor alle dagen is een frisse en speels opgezette bloemlezing die zowel beginnende als ervaren poëzielezers veel te bieden heeft. ‘Waarom zou je Lucebert lezen als je ook Joost Oomen hebt?’ vroeg Tzum-hoofdredacteur Coen Peppelenbos onlangs in een column over literatuuronderwijs. De eerstejaarsstudenten aan de eerstegraadslerarenopleiding Nederlands bleken het canonieke gedicht ‘De moeder de vrouw’ van Martinus Nijhoff niet te kennen. Joost Oomen en zijn co-samenstellers laten zien dat je nieuwe en oude poëzie naast elkaar kunt lezen of achter elkaar, en dat de volgorde er aanvankelijk niet zoveel toe doet. Oomen staat in de traditie van Lucebert en Campert en wijst jonge en beginnende poëzielezers hopelijk de weg naar hun werk en dat van andere oudere dichters, die zij dan weer – in de woorden van de Amerikaanse criticus Helen Vendler – met hun eigen stem lezen en doorgeven.

Marie-José Klaver

Stefanie Liebreks, Joost Oomen & Yentl van Stokkum – Voor alle dagen. Honderd-nog-wat gedichten zonder gelegenheid, gekozen door @poëzieiseendaad. Podium, Amsterdam. 176 blz. € 22,99.