De herfst is groot. Luidruchtig. De zee worstelt ermee. Woedend hapt ze in het strand, spuugt bruin schuim. Het waait overal. De meeuwen kijken de bruine zee onverschillig in de bek. De lucht is razend zwart. En in het westen kraakt godbetert de zon een grote open wond pal boven de wassende Noordzee. Dat zijn de dingen. Daar blijf je met je handen, en al helemaal met je pen vanaf. Het werk van de dichter is z’n mond hierover houden.