Het verbond van mannen

Ik stak de straat over en liep een tekening van Peter van Straaten in. Een hip geklede vader van begin dertig met in een buggy zijn zoontje. Hij buigt naar het kind – krulletjes, rond gezicht – en zegt op een toon zoals volwassenen tegen hele kleine kinderen praten: ‘Papa krijgt een beetje genoeg van het gedrag van mama.’ Het perfecte Peter van Straaten-plaatje, met het jongetje dat zwijgend maar verbaasd omhoog naar zijn vader kijkt.

Ach ja, Peter van Straaten. Ook al een poos dood. Wat las ik veel Vader en Zoon en  Agnes. Dat was een fijn vrijpostige en literaire sitcom over een leven van liefde, drank en depressie. Het was niet geheel toevallig dat ik om me heen scènes van Van Straaten zag. Vroeger had ik er meer last van dan nu. Van Straaten keerde terug in mijn aandacht door dat bijzondere boek van Maaike Meijer: Radeloze helden. De verbeelding van mannelijkheid in literatuur en film. Iemand noemde het een schrander boek en dat is het ook. Schrander en bij vlagen ongemakkelijk: een goed boek dus. Mannenhelden  komen er bij Meijer niet goed vanaf. Herhaaldelijk legt ze de vinger op hun zwakke plek, dat begint al in het eerste hoofdstuk. Ja, de kapitein die op Moby Dick jaagt en ten onder gaat, is zo’n radeloze held, geobsedeerd door zijn doel – het doden van de walvis – die daarmee niet alleen zichzelf maar zijn schip met bemanning naar de verdommenis helpt. Meijers voorbeeld van een echte mannenheld is The big Lebowski, die een verbond met andere mannen sluit dat eens niet tegen vrouwen gericht is. En Peter van Straaten. Een held bezit zijn subtiele humor.

Werkelijk geraakt was ik door het slothoofdstuk van Radeloze helden. Meijer bespreekt het gesprek tussen patiënt en dokter in One flew over the cuckoo’s nest, tussen McMurphy en Dr Spivey. McMurphy’s toon is amicaal en hij probeert ‘een sfeer van “mannen onder elkaar” te scheppen’, daarmee zijn grove misstap (hij had seks met een meisje van 15) met geouwehoer toedekkend. Dr Spivey praat mee in deze sfeer, maar stuurt McMurphy vervolgens wel het gesticht in.

‘De geamuseerde blik van de mede-man, het openlijk wederzijds begrip, de “male-bonding” die er tussen de twee mannen – hoe verschillend van positie ook – op dat moment ontstaat, is van belang,’ schrijft Meijer. Male-bonding. Ik herken het gedrag van beide mannen. Ik zou het woord ‘positie’ dat Meijer gebruikt, willen verruimen door ‘klasse’. Onder het mom van male-bonding wordt er ook gezwegen, blijven kaarten tegen de borst, woedt er ook een woordenloze klassenstrijd van machthebbers en machtelozen. En de machteloze man denkt zich te kunnen redden door een beroep te doen op male-bonding, omdat het waarschijnlijk een van de weinige communicatiestrategieën is die hij bezit. (De andere is agressie – om maar meteen helder te zijn). Hij vergist zich, mede door het klassenverschil. Male-bonding is niet altijd oprecht, dat openlijk wederzijds begrip is toneel, slechts schijn.

En ik denk aan het jongetje in de buggy. Je raadt nu al dat toekomstige therapeuten aan hem heel veel centjes gaan verdienen. Meijer houdt mannen een genadeloze spiegel voor. Met haar wens ik ons meer Lebowski’s toe, en, vooruit, elke dag een grap van Peter van Straaten.

Eric de Rooij