Wat ik zeggen wil over Tove Ditlevsen

Denk ik aan covid en lockdowns, dan denk ik aan Tove Ditlevsen. Het was december 2020, we leefden in een land van mondkapjes en anderhalve meter afstand. We groetten met de hand op ons hart of met de vuisten tegen elkaar. Het gerucht ging dat de drie zoenen nooit meer terugkeerden.

Ook bij ons was het sociale leven grotendeels stilgevallen. R. en ik vierden kerstmis zonder bezoek of uitstapje. Er was wel een boom en daar lagen nog altijd cadeautjes onder, misschien wel meer dan anders, want we hadden er tijdens de lockdown een sport van gemaakt elke gelegenheid aan te grijpen elkaar met een cadeautje te troosten. Verrast worden of de ander verrassen is zeer troostvol kan ik zeggen.

In die dagen kreeg ik de Kopenhagen-trilogie van Tove Ditlevsen, de Deense schrijfster die in 1976 een einde aan haar leven had gemaakt. In drie pakjes kreeg ik Kindertijd, Jeugd en Afhankelijkheid. Wat een overrompelende serie autobiografieën en wat een feest dat ik ze achterelkaar kon lezen zonder enige afleiding of verplichting. Kerstbrood besmeerd met roomboter, Wham! op de achtergrond, stapeltje boeken naast me, een pizza onderweg: ideaal!  Afhankelijkheid staat in mijn top tien van beste boeken.

Nu verscheen dit jaar bij uitgeverij Das Mag Tove Ditlevsen, de biografie. Ik gokte op een herhaling, een mens wil nu eenmaal genot herhalen. Ik weet niet goed wat er met mij aan de hand is. Vroeger kon ik gemakkelijk uitstellen en met alles wachten, nu helemaal niet meer. Dezelfde dag ging ik voor de bijl. Het is een gewaagde biografie. Niet dat er allerlei smeuïge zaken door biograaf Jens Andersen worden onthuld. Als het gaat over seksualiteit, huwelijksleed en verslavingen, dan heeft Ditlevsen dat zelf al gedaan in haar boeken. De gewaagdheid zit hem in de omvang van de biografie van nog geen 250 bladzijden, de scherpe keuze in wat de biograaf wel of niet behandelt. Durf dat maar eens. Durf bijvoorbeeld maar eens geen woord aan de Tweede Wereldoorlog te wijden en alleen het over Ditlevsens boeken te hebben die in de oorlogsjaren zijn verschenen. Ik zie dat bij een Nederlandse schrijversbiografie niet snel gebeuren. En toch werkt het hier, is het geen gemis.

De biografie vertelt gelukkig niet de autobiografieën na (dan was er trouwens wel meer over de aanloop naar en het verloop van de Tweede Wereldoorlog in het boek terechtgekomen). Wel citeert Andersen veel uit Ditlevsens poëzie en bespreekt hij uitgebreid de autofictionele romans. Haar beste werk schreef Ditlevsen tijdens opnames in een psychiatrische kliniek in de jaren zestig, een zachte omgeving tegen haar depressies. Typemachine mee. Concentratie. Nauwelijks afleiding. Buiten de kliniek wachtten de moeizame relaties. Met familie, echtgenoten, collega-auteurs.

Ditlevsen is in haar gedrag vaak ad rem, plagerig en uitgesproken. Voor mij een ideale vriendin. Dat gevaar loop ik bij (auto)biografieën. Ik denk al snel: zouden we het goed met elkaar kunnen vinden? Met Voskuil? Isherwood? Ditlevsen? We zijn compleet anders. Toch: een snufje avontuur van haar voor mij, een legosteentje balans van mij voor haar. Zoiets. We zouden veel met elkaar bellen, zonder beeld dat wel.

Daarom prijs ik, alsof ze een goede vriendin is, haar boeken bij je aan. Zie je als een berg tegen de feestdagen op? Wees egoïstisch, zeg alle festiviteiten af, bestel een houtovenpizza en lees Tove Ditlevsen.

Eric de Rooij