Een feest van licht

Sommige van de mooiste gedichten zijn geïnspireerd op beeldende kunst. Zij brengen het voor iedereen zichtbare onder woorden zonder de meerduidigheid van het kunstwerk in kwestie, vaak een schilderij, geweld aan te doen. We kennen voorbeelden van zo uiteenlopende dichters als Vasalis of Hugo Claus, maar ach, welke dichter heeft zich niet ooit door de muze van een ander laten inspireren? Daar is helemaal niets mis mee.

Met de samenwerking tussen dichter Aly Freije en fotograaf Annemarie van Buuren is evenwel iets anders aan de hand. Hun samenwerking dateert van enkele jaren geleden, toen ze in een project op elkaars werken reageerden met nieuw werk. In De donkere kamer lijkt de samenwerking weer iets losser, maar juist daardoor wel weer intenser. Zowel de dichter als de fotograaf ging op zoek naar onvolmaakte of beschadigde landschappen en liet die op zich inwerken, waarna de ‘dichter […] wellicht het onzichtbare [kan] bovenhalen en de fotograaf het onzegbare laten zien’, zo belooft de achterflap. Een belofte die de bundel zeker waar maakt.

De donkere kamer bestaat uit drie delen. Het laatste deel, ‘Grondwerk’, opent met een foto van Annemarie van Buuren.

Daarop volgt dit gedicht van Aly Freije:

ze loopt door de houtwal van haar jeugd
het is een tijd van zoeken, wachten

als meisje had ze een wens
een eigen plek bij naderend
onheil in het voorhuis
de alarmroep van een roek
indringers, een piemelman
ze had een zaag

tussen stammen mat ze een vierkant af
daar was de vloer, verzamelde lange takken
bond ze met touw, sneed buigzame twijgen
bouwde muren op

schoffelde door brandnetels en zevenblad
er moest een moestuin komen
ze kroop de woning in, omarmde zichzelf
tot het avondlicht door het bladerdak
oranje-rood over haar schouders stroomde
ze vouwde fantasieën open

Het meisje probeert haar angsten te bedwingen door voor zichzelf een veilige omgeving in de natuur te creëren. Ze transformeert de houtwal tot een soort van hortus conclusus, een tuin waarbinnen zij beschutting vindt. De foto verbeeldt een min of meer gelijkwaardig narratief: een kwetsbare (want naakte) gedaante zoekt beschutting in een bouwsel van takken.

Beide kunstwerken, het gedicht en de foto, kun je als lezer/kijker vervolgens verbinden met je eigen interpretatie of je eigen verhaal – zoals dat gewoon is in de kunst.

Toch vermag de taal hier iets, wat het beeld ten enenmale ontbeert. Zij kan naar hartenlust alles wat er staat met een paar woorden terugdraaien, in een ander perspectief plaatsen, of zelfs ontkennen. Waar beeld en tekst beide volop putten uit natuurmotieven en een verbeelding aan de dag leggen die op zich een mer à boire is voor de kijker/lezer, zet het gedicht met de vier slotwoorden alle leeservaring op losse schroeven. Wil ‘ze vouwde fantasieën open’ immers niet zoveel zeggen als: al het voorgaande is nauwelijks meer dan wat er staat, maar nu is het moment aangebroken om de verbeelding erbij te halen. Want behalve een amper uitputtende bron voor interpretatie zijn foto en gedicht natuurlijk ook iets statisch: een verzameling letters en woorden, dan wel lichtschakeringen en pixels, die in zichzelf geen dynamiek kennen. Maar in die laatste regel van het gedicht schuurt die dynamiek ineens onvoorwaardelijk tegen de statische tekst aan. Zo’n beetje als bij het gedachtestreepje aan het eind van veel gedichten van Gerrit Kouwenaar. Juist die schuring verheft poëzie net dat beetje boven beeldende kunst en maakt van deze donkere kamer alsnog een feest van licht.

Jan de Jong

Aly Freije en Annemarie van Buuren – De donkere kamer. In de Knipscheer, Haarlem. 48 blz. € 16,50.