Ze zag het als een verdienmodel. Wisselgeld uit haar portemonnee altijd onmiddellijk afgeroomd. Kleingeld in kleine laatjes. Briefjesgeld als boekenlegger in boeken die ze waarschijnlijk nooit uit zou lezen. Tientjes slingerend in vergeten binnenzakken. Kwartjes in potjes op dooie plekjes. Kleine coupures in envelopjes tussen ansichtkaarten. Spaarpotje op de schouw, schaaltje centen op de secretaire. En als het geld op is, koortsig terugzoeken. Systematisch het huis door. Altijd met het gevoel dat ze meer vond dan ze ooit verloren was.