Drie keer een vrouw en een man

Er zijn schrijvers die met hun dikke boeken en volle stijl de lezer overweldigen, waardoor deze sprakeloos en murw, of juist in aanbidding achterblijft. Claire Keegan lijkt precies het omgekeerde te doen. Net als in Pleegkind zet ze in Op het allerlaatste moment slechts in een paar streken een portret, relatie of een voorval neer. Tussen de regels door ontvouwt zich het hele verhaal en eigenlijk doet de lezer dat zelf. Keegan zet iets in gang, zelf ga je erop door. Daardoor is er een groot verschil met de wat rijker gevulde boeken in hoe je als lezer achterblijft. Als de schrijver veel heeft ingevuld, kun je als lezer terug naar het verhaal en zie je alles weer voor je. Je kunt er zelfs heimwee naar hebben. Keegans werk daarentegen blijft zich ontvouwen, lang nadat je het boek hebt dichtgeslagen.

Op het allerlaatste moment bevat drie verhalen ‘over vrouwen en mannen’, zoals de ondertitel laat weten. Ook zonder die ondertitel is de spanning tussen vrouw en man in elk verhaal te voelen. In het titelverhaal, dat ik eigenlijk niet zo heel mooi vertaald vind (‘So Late in the Day’), reist Cathal in de bus van Dublin naar Arklow, waar hij thuiskomt in een leeg huis. Er zijn wat terugblikken, naar het werk op zijn kantoor en naar de geschiedenis met Sabine, met wie hij bijna was getrouwd. Het zou niet goed zijn als ik hier Cathal zou portretteren, want dan zou ik mijn invulling van het verhaal geven. In hoe hij terugblikt op zijn samenzijn met Sabine, en in de eenvoudige dialogen tussen hen, ontstaat een beeld van deze man. Het samen kopen van een antieke verlovingsring met een op een roodgouden band gezette diamant, verloopt wat opmerkelijk, en nadat Sabine bij hem is ingetrokken, gaat ze naast hem zitten, op de rand van het bed:

‘Wat zit je dwars?’
‘Niks.’
‘Zeg het maar,’ drong ze aan.
‘Ik weet het alleen niet met die spullen, da’s alles.’
‘Welke spullen? Mijn spullen?’
‘Deze spullen. Al die spullen van jou. Dit allemaal.’
Hij keek om zich heen naar de blauwe sjaal, de twee extra kussens, de paren schoenen en sandalen, waarvan hij haar de meeste nooit had zien dragen, die onder zijn ladekast uitstaken.
Hijzelf had alleen Nikes en maar één paar schoenen.
‘Had je gedacht dat ik met niks zou komen?’
‘Het is gewoon veel,’ had hij geprobeerd uit te leggen.
‘Veel? Ik heb echt niet zoveel.’
‘Veel tegelijk bedoel ik.’
‘Wat had je dan gedacht?’
‘Geen idee,’ zei hij. ‘Niet dit. Gewoon niet dit.’

In het tweede verhaal is een schrijfster op weg naar het Böllhuis op Achill Island, waar ze twee weken mag verblijven om te schrijven. Als ze zich nog maar net heeft geïnstalleerd, belt er al iemand op, die graag binnen wil komen. Ze heeft er helemaal geen zin in, maar staat toe dat hij in de avond langskomt. Als ze de telefoon neerlegt, ergert ze zich eraan dat de afspraak haar meteen beperkt in haar vrijheid. Ze gaat een taart bakken, nog even zwemmen, waarbij ze zich bespied voelt, vult een vaas met bloemen en wacht dan af tot de man zich weer meldt. Ook bij deze ontmoeting zit je op het puntje van je stoel en merk je hoe je steeds je eigen verwachtingen moet bijstellen.

Het derde verhaal begint met: ‘Elke keer dat de gelukkig getrouwde vrouw een paar dagen wegging vroeg ze zich af hoe het zou voelen om met een andere man te slapen. Dat weekend was ze vastbesloten daarachter te komen.’ Ze gaat naar de stad om kerstboodschappen te doen voor haar man en kinderen, en boekt een hotelkamer. In een café ontmoet ze een man met wie ze mee naar zijn huis gaat. Ze reageert op de badkuip op blauwe, stalen klauwpootjes met ‘Dat is nog eens een badkuip’. Hij moedigt haar aan het bad uit te proberen en gaat haar wassen:

‘Ik weet wat jij nodig hebt,’ zei hij. ‘Jij hebt zorg en aandacht nodig. Er is geen vrouw ter wereld die geen zorg en aandacht nodig heeft. Blijf daar staan.’ Hij ging weg en kwam terug met een kam, en begon de klitten uit haar haar te kammen. ‘Kijk eens aan,’ zei hij. ‘Je bent een echte blondine. Je hebt blonde donshaartjes, als een perzik.’ Zijn knokkels gleden langs haar nek omlaag en volgden haar ruggengraat.

De situatie is zo bizar en vervreemdend dat je als lezer begint uit te glijden over wat je aan het lezen bent. De gesprekken en situaties lijken boven zichzelf uit te stijgen, of juist gegrond te zijn in archetypes. Het verhaal rolt zich in je hoofd in steeds nieuwe richtingen uit, waardoor je bijna medeplichtig wordt aan de diepere verlangens van de vrouw of de vervreemdende handelingen van de man.

Op deze ingenieuze manier trekt Keegan haar lezers het verhaal binnen en laat ze niet meer los. ‘Keegan is de godin van kleine dingen’, staat achter op het boek. Dat is precies haar kracht: ze gebruikt wel degelijk details, maar ze is er spaarzaam mee, waardoor de lezer zelf de verbindingen ertussen moet leggen, en dan blijkt Keegan niet alleen de godin van kleine dingen, maar ook van het grote, onzegbare, dat ons verontrust en ongemakkelijk maakt.

Dietske Geerlings

Claire Keegan – Op het allerlaatste moment. Wereldbibliotheek, Amsterdam. 112 blz. € 21,24.