Als jonge twintiger las ik soms, fles port onder handbereik, tot diep in de nacht door. Wallen als die van Cees Nooteboom wilde ik: sporen van een leven om te vertellen, eerlijk verdiend op de bodem van de nacht. Het was vergeefse moeite. Ik bleef zo fris als een hoentje, waarmee ik de bewondering oogstte waarop ik niet zat te wachten. Nu heb ik mijn ooit felbegeerde wallen en vraag me af wat me destijds toch aan mijn jeugd tegenstond.