In bijna dertig landen verschijnt eind april de laatste roman van Gabriel Garcia Márquez, in Nederland onder de titel In augustus zien we elkaar. De schrijver, die in 2014 overleed, had zijn beide zoons op het hart gedrukt de manuscripten van de in totaal vijf versies waar hij jaren aan had gewerkt, te vernietigen. 

Het lukte hem niet om de roman te voltooien, doordat hij dementeerde en zijn geheugen kwijtraakte. Hoewel hij wel een versie naar zijn literair agent stuurde, kwam hij tot de conclusie dat het werk niet goed genoeg was. Twee jaar voor zijn dood herkende hij zelfs zijn beste vrienden en zijn familie niet meer. Hij las wel eens een van zijn boeken, zonder zich te realiseren dat hij het zelf geschreven had.

De nagelaten fragmenten en aantekeningen, bij elkaar 769 vellen papier, kwamen terecht in de archieven van de Universiteit van Texas in Austin, waar niemand zich er om bekommerde.

Tien jaar na de dood van de schrijver komt er toch een boekuitgave. Hij oordeelde te hard over dit werk, zeggen de gebroeders Márquez nu ter legitimering van het in de wind slaan van hun vaders wens met betrekking tot deze roman. Wel geven ze toe dat het niet in de schaduw kan staan van Márquez’ meesterwerken, die hem in 1982 de Nobelprijs opleverden, maar desalniettemin spreken ze tegenover The New York Times van een waardevolle aanvulling op diens oeuvre. De beroemdste titels zijn Honderd jaar eenzaamheid (1972) en Liefde in tijden van cholera (1986).

In In augustus zien we elkaar vertelt Gabriel Garcia Márquez voor het eerst vanuit het perspectief van een vrouw, Ana Magdalena Bach. Zij bezoekt elk jaar, in augustus dus, op een Caribisch eiland het graf van haar moeder. Daar, even bevrijd van knellende huwelijksbanden, treft ze steeds een nieuwe minnaar.

De Nederlandse vertaling van Mariolein Sabarte Belacortu verschijnt op 17 april bij uitgeverij J.M. Meulenhoff en telt 160 bladzijden.