Zo breed dat ik te moe ben

Een recensent kan zich afvragen welke leeshouding het beste bij een bepaald boek past. Bij sommige gedichten kan je soms beter wat traag lezen, sommige romans vragen erom om in één keer uitgelezen te worden. Bij het werk van Persoonsgegevens van Elfriede Jelinek, die de Nobelprijs kreeg in 2004, kom ik er niet helemaal uit. De eerste vraag is wat dit voor boek is. De term ‘roman’ kom ik niet tegen op het boek of op de site van de uitgever. Op bol.com, misschien niet het meest verheffend, staat het boek in de categorie ‘Literaire Romans’. Christophe van Gerrewey heeft het in zijn recensie in De Groene Amsterdammer over ‘auto-proza’. Op de achterflap staat ‘Elfriede Jelinek: persoonlijk als nooit te voren, compromisloos als altijd’ en ‘gloedvolle aanklacht’. Zelf zou ik dit boek een ‘niet gestileerd stream of consciousness’ noemen.

In een stream of consciousness, lees je gedachten van een personage, die maar doordenderen en die soms wat van de hak-op-de-tak lijken te springen. Deze gedachten worden meestal functioneel ingezet. Je leert als lezer iets over het personage, het verhaal wordt verder gestuwd. Het is dus nadrukkelijk niet: alle gedachten die maar in een schrijver of personage opkomen. Dit boek lijkt dat wel te zijn: je moet bijna Elfriede Jelinek zijn om het verband tussen de ene zin met de volgende zin te kunnen begrijpen.

Er zit wel een centraal thema in dit boek: een personage wordt erop aangesproken te weinig belasting te hebben betaald en het personage klaagt daarover. Het boek is te lang om van een monoloog te spreken. Er lijken twee perspectieven te zijn: die van lid van de belastingdienst en de gedaagde. En de gedaagde klaagt. Haar klachten zijn soms origineel, zoals in het onderstaande hoofdstukje:

Verder heb ik eigenlijk over mijn leven als buiten- en binnenlandse tweederangsfiguur niets meer te vertellen, of het nu kort is of lang, ik moet eindelijk beslissen wat er daarna, na mijn leven met mij gebeurt, niemand kan het mij zeggen, wat een ellende, ik zal beslist ook daarvoor moeten betalen, ook daar zal een voorafbetaling nodig zijn, geld neemt men overal graag aan. Over de doden weet hij niets, Vadertje Staat, hij ziet het niet, hij weet niet wat hen zou kunnen interesseren, daarom kosten ze hem ook niets, alleen de familieleden moeten dokken voor het graf. Zonet heb ik vijfhonderd kluiten neergeteld om mijn ouders nog een paar jaar in onvrede te laten rusten. Zonder mij. En wat zou de staat daar ook aan kunnen doen? Hij weet niet eens waarom zij dood zijn. Ik bijvoorbeeld zal een tv in mijn doodskist laten inbouwen, die gevoed wordt door een hardwerkend zonnepaneel bovengronds, ik heb al ontwerpen gemaakt, ik weet alleen nog niet wie de cellen zal voeden als de zon niet schijnt, ik mag hopen dat er nog een beetje stroom overblijft voor mijn eeuwige rust zodat ik kan blijven kijken naar mijn lievelingsseries. Men zou in elk geval een kanaal moeten reserveren voor de doden, na al die belasting die ze moesten betalen voor ze met hun leven betaalden, ik wil zelfs blijven betalen om te vermijden dat ze mijn stroom zouden uitschakelen, allemachtig, daar had je echt wel aan kunnen denken!

Deze wens, een werkende tv na je dood, is luchtig vergeleken met de rest van dit boek. Daarin gaat het ook over eigendommen die van Joden zijn afgenomen, over zeer rijke mensen die nauwelijks belasting betalen, over het bestraffen van kleine foutjes. Bovenstaand fragment wordt in het boek gekaderd door witregels en zou als ZKV gelezen kunnen worden. Dat zou echter voor het boek als geheel niet kunnen, omdat én de thematiek binnen het boek gelijk blijft, evenals de twee stemmen, maar ook omdat binnen sommige hoofdstukjes je als lezer de draad kwijtraakt. Lees eens het volgende:

U weet natuurlijk niet over wie ik praat. Prijs u gelukkig! Maar wat kan ik anders doen? Ik bevoorraad niet alleen de Özen, mijn interesses zijn erg breed, zo breed dat ik te moe ben om ze voortdurend in het oog te houden. Maar u, maar u die niets heeft en niets krijgt: uw geld houden, dat wil maar niet lukken, tenzij u mijn aanwijzingen volgt, ik delegeer de vraag hiermee aan mijn raadgever. Ik vraag: papiergeld, hoe moet ik dat bewaren? Om van goud nog te zwijgen! Weet u wel hoeveel dat weegt?! En bovendien: wie zou het van me af kunnen pakken, dat display van het beeldscherm, dat toestel is alles wat overbleef toen zijn ziel, zijn hart, zijn schijf verdween, zijn hersenen, nee, echt, die zijn ook weg? Dat is nieuw voor mij! Het ziet eruit als glas, het scherm, maar dat is het niet, in elk geval is het al danig versleten omdat het mij voortdurend aankijkt.

Wie weet wat hier precies gebeurt mag het zeggen. Een manier om deze tekst te benaderen is om de schoonheid ervan te ervaren, vaak worden woorden herhaald in een net andere betekenis, er wordt echt gespeeld met de taal. Voor wie goed Duits kan lezen is het misschien leuk om de Duitse en Nederlandse vertalingen naast elkaar te leggen. Hoewel de vertaling prima leest, kan ik me voorstellen dat in het Duits de taal nog speelser wordt ingezet.

Zo is deze recensent er nog niet uit hoe dit boek het beste gelezen kan worden. Geconcentreerd als een studieboek, alle verwijzingen opzoeken (wie of wat zijn de Özen?); vluchtig om de gedachtesprongen te blijven volgen? Juist achter elkaar door, in één keer uit? Een hoofdstukje op het meeste heldere moment van je dag?

Erik-Jan Hummel

Elfriede Jelinek – Persoonsgegevens. Vertaald door Inge Arteel. Querido, Amsterdam. 208 blz. € 23,99.