Kamperen is goed. Franje, decorum en ziekmakers blijven achter in de wereld van nutteloze verzinsels. Met blote voeten staan we op aarde waarin gras wortelt. De avond legt een dun deken van water over het veld. Ik ontsteek een kampvuur. De vlammen zuigen aan de lucht, dansen op het sprokkelhout. We kijken ernaar en krijgen er geen genoeg van. Dat is de magie van vuur: bron van leven en dood tegelijk. En ook: het gezicht van vierhonderdduizend jaar menselijke geschiedenis.