Hoe over Buchenwald te schrijven?

Nadat Hongaarse schrijver Imre Kertész een grote Duitse literatuurprijs was toegekend, stuurde zijn uitgever hem op tournee langs Duitse boekhandels. Tijdens zijn optreden voor een literatuur minnend gezelschap in Weimar vroeg een mevrouw uit het publiek hem of hij wel eens eerder in het mooie Weimar was geweest en wat hij van het stadje vond. Kertész antwoordde dat hij Weimar goed kende, want samen met honderden anderen had hij maandenlang tweemaal daags in colonne dwars door het stadje moeten marcheren, ’s ochtends van het concentratiekamp naar de fabriek waar ze als dwangarbeiders werden afgebeuld en ’s avonds weer terug. Kertész was veertien toen hij, in 1944 opgepakt in Boedapest, eerst naar Auschwitz werd gedeporteerd en vervolgens – toen het Rode Leger naderde – naar Buchenwald.

Jorge Semprun (Madrid 1923, Parijs 2011) werd in 1943 in Frankrijk gearresteerd en via een doorgangskamp in Compiègne naar Buchenwald gedeporteerd. Net als Kertész overleefde hij het concentratiekamp. In De grote reis, Sempruns literaire debuut, komt een passage voor waarin hij beschrijft hoe hij tijdens de meidagen na de bevrijding van het kamp, wachtend op vervoer naar Frankrijk, door Weimar en de onmiddellijke omgeving van het kamp wandelt. In een opwelling gaat hij het op een helling gelegen huis binnen dat dicht bij het kamp staat en daarover uitkijkt. De bewoners moeten elke dag hebben kunnen zien wat zich daar voltrok. Als hij de huiskamer binnenstapt en het verschrikte, al wat oudere Duitse echtpaar zijn KZ-plunje ziet, zegt de man dat ze hun beide zoons verloren hebben, ze zijn gesneuveld aan het front.

De overwinning van Franco dwong het Republikeinse gezin Semprun eind jaren 1930 tot ballingschap in Frankrijk, waar hun jonge zoon Jorge tijdens de Duitse bezetting al snel toetrad tot het verzet. Na een gewapende confrontatie met de SD werden hij en de overlevenden van zijn groep gearresteerd. Niet veel later ging Semprun op transport naar Buchenwald.

Na zijn terugkeer werd hij lid van de PCE, de (illegale) Spaanse Communistische Partij en raakte, met Frankrijk als thuisbasis, betrokken bij allerlei ondergrondse verzetsactiviteiten in Spanje. Aanvankelijk was hij orthodox stalinist. Maar in de late jaren 1950 werd hij allengs vrijzinniger, wat in 1964 leidde tot zijn uitzetting uit de Partij. Een literaire beroemdheid werd hij pas daarna. In 1988 trad hij, al lang communist af, als partijloos minister van Cultuur toe tot het kabinet van de sociaaldemocraat Felipe Gonzalez, een positie die hij tot 1991 zou behouden.

Naar eigen zeggen liep hij na de bevrijding vijftien jaar rond met het plan een boek te schrijven over zijn jaren in Buchenwald, maar kwam het niet tot realisatie omdat hij de juiste literaire benadering niet wist te vinden. In 1963 verscheen dan toch De grote reis, in de vorm van een persoonlijke geschiedenis die onophoudelijk heen en weer springt van zijn leven voor en dat van na Buchenwald, waarin slechts af en toe gebeurtenissen worden beschreven die zich tijdens zijn KZ-gevangenschap in het kamp afspeelden en waarin een fictief element de narratieve structuur schraagt.

Dat laatste zijn gesprekken die de ik-figuur en verteller – die gerust Semprun genoemd kan worden – voert met een Franse jongeman uit Sémur, tegen wie hij staat aangedrukt in de met 120 opeengeperste gevangenen gevulde goederenwagon van de trein die vanuit Compiègne traag naar het oosten rijdt. Vier dagen en evenzovele nachten, onder mensonterende omstandigheden, duurt de reis naar een bestemming die de gevangenen dan nog niet kennen.

De veelal korte gesprekken tussen de twee jongemannen worden afgewisseld met terugblikken van de verteller op zijn levensgeschiedenis (waarin ook Den Haag opdoemt), maar ook, en dat maakt De grote reis bijzonder in puur artistiek-literaire zin, beschrijvingen van gebeurtenissen en zijn gedachten daarover van jaren na zijn terugkeer uit Buchenwald. De ik het verhaal verdubbelt zich tot de naoorlogse ik van de schrijver, die ook de eerste ik soms becommentarieert. Bij dat laatste gaat het met name om het ferme besluit, genomen direct na de bevrijding van het kamp, om geen ‘oud-KZ-gevangene’ te worden, maar zijn bewustzijn en alles wat hij doet in het teken te plaatsen van de toekomst. Dat wil zeggen: een communistische toekomst die hij wil helpen verwerkelijken.

De jongeman uit Sémur heeft niet bestaan: hij en de gesprekken die de verteller met hem voert vormen fictieve elementen van De grote reis. Zijn er meer? Kort na de bevrijding van het kamp stuit Semprun buiten het kamp op een paar barakgenoten die in het bos een vluchtende SS-kampbewaker gevangen hebben genomen. Wat te doen met deze man die maar wat graag zijn sadisme op KZ-gevangenen botvierde? Doodslaan? Ophangen? Semprun weet ze ervan te overtuigen de SS’er terug naar het kamp te brengen en over te dragen aan de nieuwe autoriteiten, opdat hij een eerlijk proces krijgt.

In Hierheen naar de gaskamers, dames en heren van de Poolse auteur Tadeusz Borowski, die in Auschwitz gevangen had gezeten, staat een verhaal over een soortgelijke kwestie. Direct na de bevrijding van het kamp luistert een grote groep gevangenen in een barak naar een hoge officier van de bevrijders. Hij houdt hun voor dat nu weer recht en rechtvaardigheid heersen en dat ze niet tot eigenrichting moeten overgaan, want dat hun kwelgeesten in eerlijke processen zullen worden berecht en hun straf niet zullen ontlopen. De gevangenen luisteren aandachtig en knikken begripvol en bevestigend. Intussen is de achterste rij in stilte bezig een beruchte kapo, in jutezakken ingepakt, door verstikking langzaam om zeep te helpen. Daartegen afgezet komt het me voor dat de versie van De grote reis eerder een met terugwerkende kracht gewenste afloop presenteert dan een werkelijke, maar zich daarover uitgelaten heeft Semprun niet.

Uitgeverij Schokland heeft De grote reis als nummer 23 opgenomen in de reeks Kritische Klassieken. Dit boek een klassieker noemen is volkomen terecht, zowel vanwege de bijzondere vorm en de superieure stijl als vanwege de inhoud, getekend door Sempruns uitgangspunt niet louter een oud-KZ-gevangene te (willen) zijn.

Hans van der Heijde

Jorge Semprun – De grote reis. Vertaling Jean Schalekamp; nawoord Peter Venmans. Schokland, De Bilt. 204 blz. € 24,-