Op kindertransport

Ze waren geluksvogels, de Joden die niet in handen vielen van de nazi’s en daardoor niet vermoord werden in de vernietigingskampen. Maar gedwongen worden om huis en haard te verlaten, als kind gescheiden worden van je ouders, je toekomst zien vervliegen, is ook niet niks. Lore Segal groeide op in een welstandige Joodse familie in Wenen en ging met het eerste zogeheten Kindertransport naar Engeland, waar ze opgroeide voor ze naar de Verenigde Staten emigreerde. In haar roman Huizen van anderen beleeft protagonist Lore haar jeugd andermaal, opgediept uit de nevelen van de tijd.

Is het echt allemaal zo gegaan, wil menige ‘waargebeurd’-behoeftige dan weten. Nee, natuurlijk niet, dit is een roman, laat Segal in haar nawoord voor alle zekerheid nog maar eens weten. Zich ergerend aan die simplistische benadering van autofictie. Wie weet immers hoe iets ‘echt’ is gegaan. Maar terugmijmerend, is dit wel wat Segal er van overgehouden heeft. En dat is helemaal niet zo vreemd, want ze woont als in Oostenrijk geboren meisje van Joodse komaf immers nu in New York. Tot de dag van vandaag publiceert ze haar verhalen in The New Yorker.

Huizen van anderen geeft een gevoelige indruk van wat het haastige vertrek uit Wenen voor een klein Joods kind betekend moet hebben. Op een toon die heen en weer beweegt tussen kinderlijke onbevangenheid en vroeg volwassen ernst. Er was dan ook nauwelijks tijd om onbezorgd kind te zijn. De nazi’s lieten er geen misverstand over bestaan welk lot de Joden wachtte. Zo snel mogelijk vertrekken was hoe dan ook de beste optie.

In de tram naar huis hield mijn vader mijn hand vast.
‘Dus, je gaat naar Engeland,’ zei hij.
‘Helemaal alleen?’ vroeg ik, en ik herinner me nog goed dat ik het gevoel had alsof mijn ingewanden er plotseling uit waren geschept. Tegelijkertijd vond ik dat ‘naar Engeland gaan’ wel dapper klinken.
‘Niet helemaal alleen!’ zei mijn vader.’Samen met zeshonderd andere kinderen.’

Eerst leek Wenen verlaten nog voldoende, maar direct na de Anschluss kregen de Oostenrijkse scholen opdracht de Joodse kinderen te scheiden van de rest. Het was de opmaat naar de Jodenvervolging. Lore was nog even de enige Joodse leerling in het dorp Fischamend, waar ze als risee behandeld werd. In die periode konden familieleden, in Lores geval haar ouders en haar gestudeerde oom Paul, met wat inventiviteit nog wel zorgen voor goed onderwijs, maar alle hoop vervloog snel.

Dat Lore, en met haar nog enkele honderden Joodse kinderen, naar Engeland konden reizen, leek een hoopvolle, maar ook heel riskante onderneming. Dat ze met trein en boot zonder problemen de Britse kust bereikte, had beslist tot op zekere hoogte met geluk te maken. De al vroeg mondige Lore kreeg daar niet alleen te maken met een andere taal en andere mores, maar ook met het orthodox Joodse pleeggezin Levine, waar haar zelfbewuste optreden allerminst gewaardeerd werd. Zelf had ze geen orthodox Joodse achtergrond, wat de aanpassing natuurlijk flink bemoeilijkte.

Ik was niet ondankbaar. Er waren momenten waarop ik heel wat dankbaarheid had gevoeld. (Zoals de eerste vrijdagavond, tijdens het mij onbekende orthodoxe ritueel van het aansteken van de kaarsen, toen ik erdoor werd getroffen hoe vreemd het was dat ik daar überhaupt was….)

Vanaf het moment dat haar ouders ook de overstap hadden gemaakt, leek even het tij te keren, maar Britse visa werden alleen verstrekt als de Joodse vluchtelingen aan het werk konden worden gezet. Daardoor hadden haar moeder en ziekelijke vader geen tijd voor haar, konden ze zelfs niet eens in haar buurt gaan wonen.

Wat Segal vooral laat uitkomen, is de noodzaak jezelf niet te verliezen in de strijd om het bestaan. Omdat zij, en de op haar persoon gebaseerde protagonist, al jong wist schrijfster te willen worden, lonkte een academische opleiding. In de contacten met pleeggezinnen en in opvanghuizen – na de tijd met de Levines leefde ze ook enige tijd in een onbehouwen arbeidersgezin en een Joods vluchtelingenhuis –, maar ook met schoolvriendinnetjes en anderen, hield ze zich geestelijk overeind door zich haar verdere toekomst voor ogen te houden.

Maar gemakkelijk was het niet, ze werd geplaagd door schuldgevoelens jegens haar ouders, die in Engeland vernederend onbeduidend werk moesten doen, worstelde met de Engelse en christelijke moraal, maar vooral met de onzekerheid over wat er nog mogelijk zou zijn. Juist daarbij hielp haar nog kinderlijke manier van denken om alle tegenslag te doorstaan. Zoals ze ook heel af en toe iemand trof, die een beetje beter begreep wat haar motiveerde.

De huizen die goedwillende mensen steeds aanboden, bleken altijd ook plekken van nieuwe onzekerheid. Duitstaligen waren in die oorlogsperiode, terwijl de bommen Londen teisterden, geen graag geziene gasten en menige opvangouder kreeg na korte tijd al vermoeidheidsverschijnselen van de eigen gastvrijheid. Bovendien moesten de Joodse vluchtelingen bijna dagelijks de onheilspellende geruchten aanhoren over wat er op het Europese vasteland allemaal aan de hand was.

Even treurig als vermakelijk is hoe Segal de rivaliteit ter sprake brengt tussen de joodse en christelijke overtuigingen, zoals die tot uitdrukking komt in het gedrag van vertegenwoordigers van vluchtelingencomité’s, rabbijnen en bekeerlustige christelijke pleegmoeders. De verwarring over geloofsvisies bleek grote gevolgen te hebben voor Lores vriendinnetje Herta, die zich er niet toe wist te verhouden. Met dramatische gevolgen.

André Keikes

Lore Segal – Huizen van anderen. Vertaald door Anna Helmers-Dieleman. Cossee – Amsterdam. 288 blz. € 23,99.