Roadtrip op de Autobahn

‘Mijn moeder is van de zomer gestorven.’ Wie bij zo’n openingszin een existentialistische roman verwacht: nee, Paradise Garden, debuutroman van de Duitse Elena Fischer, is stukken lichter. De insteek is wel treurig: Billie is veertien jaar als haar moeder plots overlijdt. Paradise Garden vertelt hoe dit jonge meisje zich staande probeert te houden nu ze uit het paradijs van haar zorgenvrije kinderjaren is verdreven. Hoe moet dat verder, de band met haar oma is op z’n zachtst gezegd beroerd? Zal ze haar vader gaan zoeken en vinden? Ze schrijft in notitieboekjes op wat ze denkt en meemaakt, en ze beschrijft haar moeder Marika. Je gaat houden van deze spontane vrouw, die leeft voor avontuur en voor haar dochter Billie. Marika komt tot leven in kleine daden van burgerlijke ongehoorzaamheid en grappige zinnen die haar kordate, relativerende blik op het leven onthullen: ‘Medelijden is net een bed waarin je gaat liggen. Je staat nooit meer op omdat het zo comfortabel is.’

Billie lijkt in haar moederverering soms een meisje van elf, twaalf in plaats van veertien. Ze ziet alles zoals haar moeder het ziet en heeft nog geen kritische blik die pubers meestal wel vlot ontwikkelen. Dat gebeurt pas wanneer de vragen opkomen na de dood van moeder. Ze verblijft eerst in een tehuis en dan bij oma, die volgens haar schuldig is aan de dood van haar moeder. Er is ook geen wereld buiten die van haar moeder: hun enige vrienden zijn de buren. Billie heeft één schoolvriendin, Lea, maar die blijkt al snel geen heel goede. Deze karakters buiten het gezin zijn wat clichématig geschetst: Lea is rijk, en ze hebben het geweldig samen tot Lea een keer bij Billie thuis is komen eten en Billie daarna een oordelend gesprek tussen Lea en haar moeder opvangt. Buurvrouw Luna is dochter van een junkie, zelf een tikje borderline. Over buren Uta en Heinz weten we weinig meer dan dat Heinz Uta mishandelt. Billies (Hongaarse) grootmoeder wil terug naar Hongarije, want ze wil ‘eindelijk weer eens goede salami eten’.

Maar dat kan ik de verteller vergeven, ze is een veertienjarig meisje dat de wereld nog zwart-wit bekijkt. En als lezer ga ik graag mee in dit verhaal, want het belooft veel: een Vatersuche én moeder-dochter-roman. Een verhaal over opgroeien in armoede. Een Bildungsroman van een meisje met blauw haar dat zichzelf maar moet zien te vormen. Een young adult op roadtrip. Een meisje dat schrijver wil worden, daarom gebruikt ze misschien net iets te veel metaforen: ‘Soms waren mijn woorden net wilde dieren die ik het liefst had getemd,’ wordt binnen hetzelfde hoofdstuk nog gevolgd door: ‘Ik wist dat woorden net kogels waren. Maar ik schoot de hele tijd mis.’ Niet alleen Billies moeder spreekt in oneliners, dat geldt ook voor haar buren, iedereen eigenlijk.

Maar al snel struikel ik over deze ‘simpele’ vertelwijze, omdat veel zaken niet benoemd worden en dan ineens wel belangrijk blijken. Als duveltjes uit doosjes duiken nieuwe motieven en plotelementen op, die dan ook weer niet consistent aanwezig blijven. Zo borrelt een latent geloof in God pas op na ruim honderd bladzijden. Daarvoor was er incidenteel kerkbezoek omdat haar moeder een organist leuk vond, maar niets over bidden en rozenkransen. God komt slechts enkele keren terug, bijvoorbeeld wanneer ze iemand vraagt: ‘Denk je dat mijn moeder is doodgegaan omdat God haar wilde straffen?’ Als ze daar echt zo ernstig over denkt, had ze het als ik-verteller wel vaker kunnen beredeneren. En op p. 177 meldt ik-verteller Billie ineens: ‘Toen mijn moeder besloot dat ik oud genoeg was om te leren rijden was ik twaalf.’ Haar moeder heeft haar leren autorijden van parkeerplaats naar supermarkt. Nu vertrekt ze op een roadtrip op zoek naar haar vader, twaalf uur rijden naar het noorden. De buren zwaaien de veertienjarige uit, geen probleem. Billie vermijdt hotels en restaurants langs de snelweg, want daar zullen ze vreemd opkijken van zo’n jong meisje alleen, en direct de politie bellen. Ze gaat wel tanken, blijkt later – het verhaal speelt zich af in een tijd waarin je nog gewoon aan de kassa moest betalen, is dat dan niet verdacht? Ze loopt ook nog eens al die tijd rond met een blauwe pruik, want door het overlijden van haar moeder viel haar haar uit – niet echt onopvallend. Ze bevriest bijna als ze in haar auto overnacht, al wist de lezer niet dat het al winter was.

Het is vast absurdistisch of grappig bedoeld, dacht ik, een meisje van veertien dat het hele land doorrijdt met blauwe pruik. Of Billie is een verward meisje en daarom een onbetrouwbare verteller,  ze zei toch al dat ze mis schoot met haar woorden als kogels? Ze schrijft ook: ‘Mijn notitieboekje stond vol verhalen en ze liepen allemaal goed af. Sommige verhalen waren waargebeurd, bijna tenminste. Als de afloop me niet beviel veranderde ik die gewoon. Ik bleef gewoon net zo lang schrijven tot alles goedkwam.’ Maar het boek is van begin tot eind te serieus om het zo te lezen. En zelfs als het een literair spel is, wil ik het verhaal nog wel kunnen geloven.

Michelle van Dijk

Elena Fischer – Paradise Garden. Vertaald door Anne Folkertsma. Uitgeverij Meulenhoff, Amsterdam. 304 blz. €22,99.