De jongen die ons verwondering had laten voelen

Boudewijn de Groot vertolkte begin deze eeuw het lied, naar een tekst van Freek de Jonge, ‘De vondeling van Ameland’. Hij zingt over een jutter die een klein kind redt uit de branding, hem opneemt, opvoedt en grootbrengt, totdat het kind op een dag gehoor geeft aan zijn hunkering naar de zee en verdwijnt in de golven. Dat lied komt onherroepelijk in gedachten bij het lezen van De jongen van zee, de debuutroman van de Ierse schrijver Garrett Carr. Hij beschrijft hoe op een dag in een baai bij Killybegs, een vissersplaatje aan de westkust van Ierland, een zuigeling wordt aangetroffen, dobberend in een plastic ton.

Voor de visser Ambrose Bonnar is het niet meer dan vanzelfsprekend dat hij de baby opneemt in zijn gezin. Zijn vrouw Christine stemt daarmee in, maar heeft af en toe wel haar twijfels. Zoontje Declan, twee jaar oud, voelt vanaf het begin weerzin tegen de indringer, en laat dat in de jaren die volgen op verschillende manieren blijken.

Anders dan in het lied van Boudewijn de Groot staat in deze roman niet het leven van de drenkeling centraal. Garr focust vooral op de dagelijkse verwikkelingen in de kleine vissersgemeenschap waarin het verhaal zich afspeelt. Opmerkelijk is de invalshoek die Garr daarvoor kiest. Hij vertelt het verhaal in de wij-vorm, waarin die ‘wij’ wordt gevormd door het collectief van dorpelingen, zoals in de Griekse oudheid dikwijls een koor de loop van het verhaal verwoordde. Als de jongen, die Brendan is genoemd, op een zeker moment in de haven in het water is gevallen, beschrijft Carr de reactie van de omstanders als volgt:

Het ging om Brendan Bonnar, die tot ons was gekomen op een manier die, dat zou niemand ontkennen, op zijn minst ietwat mysterieus was. En die we altijd met meer dan normale belangstelling volgden. We hadden het er niet steeds over, maar dit was wel de jongen die ons, op zijn minst voor een tijdje, een verwondering had laten voelen waartegen we geen verweer hadden gehad en die we nooit waren vergeten.

Als hij wat ouder is, begint Brendan in en rond het dorp te zwerven. Veel dorpsbewoners mogen hem graag bij hen thuis ontvangen, al begrijpt Brendans familie niet goed waarom. De jongen biedt een luisterend oor, voor ieder die dat nodig heeft: W

ij vertrouwen op Brendans zwijgzaamheid, en al snel begonnen sommige mensen, als er even tijd was en een beetje privacy, hem over hun problemen te vertellen, gewoon een paar gefluisterde zinnetjes. Dan luisterde hij, zonder commentaar te geven, wat gewaardeerd werd, hij nam gewoon onze zorgen in zich op en gaf ons dan een zegen en wat bemoedigende woorden mee. En daarna liepen we met een wat lichter gemoed verder.

Met zijn keuze om de gebeurtenissen vooral door de ogen van de dorpelingen te beschrijven, legt Carr zich wel beperkingen op. Die vertelvorm maakt het moeilijk om te raken aan de diepere zielenroerselen en beweegredenen van Brendan, Declan en hun ouders, waardoor er altijd een zekere afstand blijft tussen de lezer en de romanpersonages. De jongen van zee is daarmee vooral het verhaal van een kleine Ierse vissersgemeenschap, en de ontwikkelingen waaraan die in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw blootstaat:

In Ambrose’s jeugd zag armoede er nog steeds uit zoals in geschiedenisboeken: arme mensen hadden geen elektra, geen bankrekening, geen tanden. Maar ze hadden ook geen schulden. Ze leefden buiten het geld om, in een huisje dat ze geërfd hadden, en gesteund door familieleden en de gemeenschap. Maar zulke mensen bestonden niet meer, iedereen had tegenwoordig geld, alleen niet genoeg.

Terwijl de seizoenen komen en gaan en het leven voortkabbelt, gaat deze roman ten diepste vooral om de dagelijkse strijd van de vissers om het hoofd boven water te houden; sommigen slagen daarin door zich aan te passen aan de veranderende tijden, anderen, onder wie Ambrose Bonnar, slagen er niet in om op tijd de bakens te verzetten.

Anders dan de vondeling van Ameland keert Brendan uiteindelijk niet terug naar de zee, maar vindt hij zijn bestemming op een andere manier. Ook zijn broer Declan kiest er niet voor om in de voetsporen te treden van zijn vader, maar geeft gehoor aan een andere roeping.

Roeland Sprey

Garrett Carr – De jongen van zee. Vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema. Wereldbibliotheek, Amsterdam. 352 blz. € 24,99.