Recensie: Shari van Goethem en Edward Hoornaert – Waar schaduw uit de bomen valt
Hoor, hoor: de schepping losgezongen!
De Duitse boswachter Wohlleben verwonderde zich erover dat de met mos begroeide stobben die hij vroeger had afgezaagd nog steeds leefden. Bij een heftige regenbui waarbij de grond was weggespoeld, kwamen de wortels bloot te liggen en toen viel hem pas op dat de wortels van de verschillende bomen in elkaar verstrengeld waren en dat bomen hun afgezaagde soortgenoten via dit ingenieuze wortelstelsel in leven hielden door ze van voedingsstoffen te blijven voorzien. En wanneer dit niet rechtstreeks tussen de bomen gebeurt, dan gebeurt het alsnog via allerlei schimmels die in symbiose met deze bomen leven. Aan dit verhaal moest ik denken toen ik Waar schaduw uit de bomen valt van Shari van Goethem en Edward Hoornaert las. Deze bloedmooie bundel voelt als de boom die aanhoudend de ziel voedt in een wereld die voelt als een kaalslag.
Veelzeggend is dat de bundel zelf ook geworteld is – midden in de schepping! – , namelijk in het Eden Kunstenfestival, waar beide dichters zich hebben laten inspireren door creaties van binnen- en buitenlandse kunstenaars over thema’s in Genesis en door verschillende betekenissen van de tuin van Eden. En die inspiratie resulteert in een onwaarschijnlijk harmonieuze samenzang tussen de twee dichters.
De bundel is allereerst prachtig uitgegeven door uitgeverij P – een bevlogen thuishaven voor poëzie – met een fraaie collage van Van Goethem op het omslag, waarbij armen en handen in meerdere kleuren en groottes een omgevallen boom met ontblote wortels dragen. Ook binnen in de bundel bevinden zich op de grenzen van de drie afdelingen bijzondere collages die erg tot de verbeelding spreken. Maar dan nog de poëzie!
Overal over de wereld vinden geloofsoorlogen plaats. Mensen staan in een volkomen kramp lijnrecht tegenover elkaar soms precies dezelfde waarden te verdedigen. In deze bundel wordt het scheppingsverhaal uit Genesis losgezongen, alsof er lucht tussen de letters geademd wordt, waardoor vastgeroeste betekenissen gaan stromen en in elkaar samenvloeien:
De verstandige
in den beginne was er water, het was woest
God scheidde het en suste het, bracht het
tot bedaren en in het hemelwater
liet Zij vogels zwemmende andere helft kneedde Zij tot het droog
en hard werd en uit de diepte trok Zij
een takZe bleef eraan trekken
tot de tak iets had van een boom
en in die boom
blies Zij haar adem
Op dit openingsgedicht van de eerste afdeling, ‘Het witte veld’, van Van Goethem volgt dat van Hoornaert:
De wijze
Er was een krachtig verhaal nodig
waarvan niemand de diepere betekenis
zou kunnen doorgronden. God schiepeen heiligdom waaraan de vlakte zich kon optrekken
waarin sapstroom de hoogte van een bladerdak zocht
om van het licht te proeven.Onwankelbaar de stam die als een
totempaal zonder aanbidders
in donkere aarde stondwachtte op nieuwe tekens van leven.
Ernstig, maar ook lichtvoetig en liefdevol wisselen de stemmen elkaar af in het bezingen van de schepping, waarbij alles voortdurend blijft stromen. Nergens kom je klem te zitten in een starre waarheid, het is of je welkom bent, hoe gebrekkig, schaamtevol, of juist schaamteloos je ook bent. De poëzie omvat de gehele schepping in haar diepste wezen. Ademloos blijf je verder lezen, omdat je niet kunt geloven dat poëzie zo kan blijven stromen. Daarin zijn vorm en inhoud volkomen één: als het sap dat door het wortelstelsel via de stam de bladeren bereikt, voel je dat de dichtregels binnenkomen en je gedachten in beweging brengen. Ik kan blijven citeren uit de prachtige regels. De schaamtevolle staat naast de schaamteloze: ‘tussen de gebreken / nam Ze haar plek in / uit Haar gewrongen wervels / schiep Ze de ochtend’, tegenover: ‘Zijn stem liet hij galmen / door het uitgesponnen licht / op zoek naar een donkere klank / om het einde van de dag in te luiden.’ En zo hoor je de echo van ‘Toen was het avond geweest en het was morgen geweest’ na iedere dag van de schepping, beschreven in Genesis.
Wat zo goed voelt, is dat iedere vorm van polarisatie in de bundel volkomen oplost in deze samenzang. Er is geen goed of fout, het is er allemaal. In iedere vrouw klinkt de echo van de oervrouw door: ‘zie daar de vrouw met alle andere vrouwen onder haar huid’ en zo ook in de man en in alles wat zich daartussen bevindt: ‘Bij elke nieuwe vorm verandert zij en groeit zijn honger naar een vrouw die hem omsluit langs alle zijden // het duister in haar schoot bedwingt. […] Zij een beeld voortdurend in beweging’. In het begin kun je de twee stemmen, Van Goethem en Hoornaert van elkaar onderscheiden, maar gaandeweg lopen ze meer in elkaar over.
Diverse thema’s uit Genesis komen langs, maar heel vrij en speels, zoals de boom van goed en kwaad:
midden in de tuin staat een boom
hij draagt woordenze mogen niet
in de mond worden genomenmaar als iemand erin bijt
laat het dan de wijste zijn
Hierin klinkt bovendien het begin van het Johannesevangelie door: ‘In den beginne was het Woord en het Woord was bij God, en het Woord was God.’ Woorden zijn niet onschuldig. Als zij mensen van elkaar kunnen vervreemden, oorlogen kunnen ontketenen, dan kunnen zij ook het tegenovergestelde. De bundel lijkt daarin een uitnodiging: eet dit woord, eet het verstandig.
Lucebert schreef ‘lyriek is de moeder der politiek’. Waar schaduw uit de bomen valt is deze moeder waardig: de liefdevolle die haar kinderen voedt en een stille revolutie in gang zet. De bundel is als Broze aarde; een mis voor het universum van Antjie Krog. Je zou willen dat deze poëzie in alle talen uit alle luidsprekers klinkt waar wereldleiders samenkomen of zich juist van elkaar afwenden. In deze tijd waarin herdenken nog nooit zo complex lijkt te zijn geweest, is deze samenzang zo ongelooflijk troostrijk: de boom die zijn afgezaagde soortgenoten overeind houdt. Ik, die zelfs in het heetst van de zomer nog het liefst tot aan mijn nek bedekt ga, zou bijna zeggen: laat mensen samenkomen in hun Adam-en-Eva-tenue, alles van zich afschudden, masker, harnas, dat zij voelen dat zij onderdeel van de schepping zijn, en zich dan louter kleden in deze woorden. Grote God, dan zou er nog hoop zijn voor de wereld.
Dietske Geerlings
Shari van Goethem en Edward Hoornaert – Waar schaduw uit de bomen valt. Uitgeverij P, Leuven. 112 blz. € 20,00.