Recensie: Roelof Schipper – bleke gesp, beige zoom
‘maar ik schrijf je een probleem met een gesloten deur’
Het hart ligt op de tong, dacht ik even, toen ik de debuutbundel bleke gesp, beige zoom van Roelof Schipper in mijn hand had. Het is namelijk of je de gehele tekst uit het hart van de bundel ook buiten op het omslag vindt, alle woorden achter elkaar geplakt. Prachtig vormgegeven! Als je binnen en buiten daadwerkelijk met elkaar gaat vergelijken, merk je dat hier en daar wat woordjes ontbreken, waardoor je op zoek gaat, omdat je denkt dat je iets over het hoofd hebt gezien. Wat er ontbreekt, raak je steeds meer kwijt, waardoor je houvast verliest, terwijl je juist dacht dat je een spoor had gevonden. Met de bundel voel je je net een strandjutter. Je hebt een schat gevonden, die hier, onmiskenbaar, voor je voeten is aangespoeld, maar je mist context, terwijl je vermoedt dat juist dat missen – paradoxaal genoeg – essentieel is in deze vondst.
Als alle woorden zo achter elkaar als een grote hoop zijn aangespoeld op het omslag, laat je je even overrompelen. Zo kunnen golven van een woeste zee dat doen. Je raakt gedesoriënteerd en verslikt je in de kracht en hoeveelheid. Je zoekt de veiligheid van de binnenkant van de bundel, waar de woorden meer ruimte hebben gekregen, alsof je de schelpen even uitlegt, te drogen, wat verder uit elkaar met wat wit ertussen. Dan komen ze meer tot hun recht en spreken tot de verbeelding, verwijzen bovenal naar zichzelf:
in het witte midden wacht –
mogelijk
een blinde wending, een cesuur
komt schuilend innogal stil behoudens
een oogopslag, een nis
Als je de eerste regel leest, is het inderdaad mogelijk dat het witte midden dat een eindje verderop nog gaat komen, aan het wachten is, behalve als je dat wit al in één oogopslag had opgemerkt. Wie van verdwijnen houdt, kan eindeloos schuilen in die nis van stilte.
Ach, is Faverey herrezen? Dat was óók wat ik dacht en ik werd daar gelukkig van. Heeft Schipper zich door hem laten inspireren? Ook in Favereys poëzie wandel je onbewust kleine taalkamers in, waarin je context mist, belandt in vervreemding, die je ineens hevig kan ontroeren. Nog steeds weet ik niet waar die plotselinge ontroering vandaan komt.
Schippers poëzie is fragmentarisch. Je krijgt losse woorden, half in zinsverband en half daar weer uitgerukt, voorgeschoteld die je vanzelf bij elkaar gaat puzzelen met je verbeelding. De zoektocht kan frustreren voor wie duidelijkheid wil, maar als je een poosje rondloopt tussen de dichtregels kan het ook maar zo gebeuren dat je ineens gelijkenissen ziet met de fragmenten van de wereld en het leven waaraan je de hele dag wordt blootgesteld. Wat doen wij anders dan onophoudelijk betekenis geven aan wat zich willekeurig aan ons voordoet?
41 lentes viel, een lichte deining glimlachend ze / hem
binnen, aan éen van de grauwe huisjes aan de kijlsterweg
wat te doen vertelt ze, hem, minke dit en datin ongeveer éen jaar, een antwerpse
betrekking aan de overkant,de uitdrukking op zijn gezicht stelt haar iets gerust
en stelt nadien, schrijft korenblauw (wanneer en kwam
die avond, dat je hier zit, in een lange, zware jas, en dit opschrijft,
opschrijft
De bundel bestaat uit vier delen: ‘functie en wet’, ‘elke zee’, ‘brandhout-lege kamer’ en ‘beige zoom’. In de tweede afdeling lijken er soms ook regieaanwijzingen te staan: ‘(de schrijvers worden nu het tentenkamp ingestuurd.). Wat volgt, is:
de schrijvers worden nu het tentenkamp ingestuurd en wie komen
er terug. als het hoofd en romp nog aaneen had je er een heel
boek over kunnen schrijven, zelf. vrede op aarde, maar ik schrijf
je een probleem met een gesloten deur.
Je mist houvast, maar als er in de tekst ervoor en erna steeds zware vrachtvliegtuigen opstijgen, dan vraag je je wel af waarom je je de hele dag door laat geruststellen door alles wat voor jou zo vanzelfsprekend is, terwijl een eind verderop de wereld in puin ligt. Er staat: ‘de omliggende wereld dringt zich op’. Die wereld komt via al onze schermen binnensijpelen en ontwricht ons beeld van een veilige wereld. Misschien verbindt ‘elke zee’ continenten met elkaar en misschien overspoelt ‘elke zee’ ons met golven informatie, die we koste wat het kost betekenis willen geven, terwijl steeds meer mensen alle zin hebben verloren.
Aan het eind van ‘elke zee’ beland je in een leger deel van de bundel, met veel minder tekst. Die ‘brandhout-lege kamer’ doet denken aan de witte van Kouwenaar. Het is hoe dan ook een kamer van taal en ‘in de deuropening sta ik.’ Wat je er vindt, zijn wederom brokstukjes taal die betekenis blijven afgeven in een vervreemdende ruimte.
De ‘beige zoom’ bungelt er aan het eind los bij, ‘hermetisch’ en ‘, in halfregels’. Zelfs komma’s staan wat onhandig aan het begin. In de slotregel ‘parken en fonteinen’ echoot Vasalis’ Parken en woestijnen. Mijn hemel, welke stormen hebben er sindsdien gewoed in de poëzie, in de wereld dus ook, dat in bleke gesp, beige zoom de wereld zo in wrakstukken bij de lezer aanspoelt?
Dietske Geerlings
Roelof Schipper – bleke gesp, beige zoom. Vleugels, Bleiswijk. 56 blz. € 23,95. De dichtbundel is te koop in de betere boekwinkel of op de site van de uitgeverij die er wel extra portokosten bij rekent.
