Menselijke wrakhout

Een schrijver heeft nu eenmaal dat ene leven tot zijn of haar beschikking om uit te putten. Flarden daarvan, hoe flinterdun dan ook, komen onherroepelijk terecht in het werk. In sommige gevallen, nee, vaker dan men denkt, heeft een levensloop een diep doordrenkende invloed op de gemoedstoestand van de tekst. Het huis van de drenkelingen van de Cubaanse buitenstaander Guillermo Rosales (1946 – 1993) is een ultiem ‘laatste woord’, een getuigenis van een leven van iemand die al het vertrouwen in de wereld, in de mensheid heeft opgegeven, maar die desondanks de moed weet op te brengen om erover in uiterst klare taal te verhalen. Zonder sentiment, zonder nostalgie naar het geboorteland, ballingen zo eigen. Je voelt dat de schrijver zich tot het uiterste heeft uitgeperst. En wat is gebruikelijk? Men gooit de schil weg. Rosales schoot zichzelf op 6 juli 1993 door het hoofd.

Waar een nawoord in een boek veelal een overbodig, uitleggerig karakter heeft, is dat in dit geval een pure noodzaak. Het geeft de rauwheid, en daarmee de onverbiddelijke eerlijkheid van de novelle, een extra kader. Rosales stierf arm, alleen en vergeten. De meeste tijd bracht hij door in opvanghuizen in Miami. De zonneschijnstaat, waar het contrast van het leven het duidelijkst is, waar oppervlakkigheid en desinteresse in de minderbedeelde onder het gros van de ‘succesvolle’ bewoners usance is.

Hoofdpersoon in Het huis van de drenkelingen is de schrijver William Figueras, die net als Rosales lijdt aan schizofrenie. Hij is derhalve geen politieke balling, maar eerder een balling van de gehele wereld. Een buitenstaander binnen de muren, die zakelijk de onvermijdelijke nederlagen analyseert. Rosales was een misantroop, een nihilist, een apocalypticus. Zijn bitterheid heeft hij ooit verklaard met het feit dat hij zowel het persoonlijk failliet heeft meegemaakt van het communistische alsook het kapitalistische systeem.

De roman is dan ook een aanval op de hiërarchie van het opvangtehuis, over de kleine staat in de staat, het dictatorschap van de eigenaar en zijn vazallen, het walgelijke, nietsontziende opportunisme van de geldgierige mens. De tekst wordt versterkt door het terloopse karakter. Figueras is meesterlijk laconiek, weet dondersgoed wat er aan hemzelf scheelt. Namelijk zijn vaak niet te controleren agressie, net als bij Rosales zelf. Er worden over en weer wat klappen uitgedeeld, maar het echte geweld is onderhuids verborgen, achter elke alinea schuilt een mogelijke uitbarsting.

Toch is deze roman niet monsterlijk. Ja, de personages verkeren in een hel, in de duisternis van de verschoppelingen, maar een aantal van hen probeert als een contour van een mens te leven. Het menselijke wrakhout weggestopt. Figueras knoopt een soortement verbinding aan met de zenuwzieke nieuwkomer Frances. Er is een lichtpuntje, de hoop op een leven samen met haar buiten het opvanghuis. Het aan- en afstoten is zo gortdroog geschreven, dat het pijn doet. De eenzijdige seks van de kant van Figueras, de pogingen haar te liefkozen, anderzijds telkens weer te wurgen. De tekst wordt ‘verluchtigd’ met hilarische dromen van Figueras over de dode Fidel Castro. Maar ook daarin zit de nederlaag voor de schrijver ingebakken. De verbeelding van Rosales was naar verluidt formidabel, maar zelfs die kon hij blijkbaar niet aanwenden als overlevingsmechanisme.

Figueras is een zeer heldere analist. Je vraagt je af of hij wel thuishoort in dit afvalputje. Rosales zelf heeft ook wel eens een crisis voorgewend om in elk geval voor een tijdje onderdak te krijgen. Later in zijn leven was hij losgezongen van zijn persoonlijkheid, sprak hij mensen niet meer direct aan, las hij hoogstens aan hen gerichte brieven voor. De zelfdestructie van Rosales betrof eveneens zijn werk. Voor zijn dood vernietigde hij bijna al zijn manuscripten. Zijn moeder bewaarde verschillende versies van ongepubliceerde romans achter slot en grendel, maar hij sloopte eenvoudigweg de achterwand uit de kast om ze alsnog in de hens te kunnen steken. Het bevordert de mystificatie van een testament zoals Het huis van de drenkelingen. Het daadwerkelijk bittere van de situatie in het opvanghuis is dat Figueras naast slachtoffer ook mededader is. Geen ontsnapping mogelijk. Rosales zag alleen een uitweg via de zelfgekozen dood.

Guus Bauer

Guillermo Rosales – Het huis van de drenkelingen. Vertaald door Arie van der Wal. Atlas Contact, Amsterdam. 160 blz. € 19,99.